ECLI:NL:RBNHO:2013:7322

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 april 2013
Publicatiedatum
20 augustus 2013
Zaaknummer
HAA 12/4509
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Indeling van een kaasplank met keramische tegel en magneetjes in het douanerecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 april 2013 uitspraak gedaan in een geschil over de indeling van een kaasplank met een keramische tegel en magneetjes onder de Gecombineerde Nomenclatuur (GN). Eiseres, [X] BV, had een bindende tariefinlichting (bti) aangevraagd voor een kaasplankje, maar de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, verweerder, had de bti onder een andere code gehandhaafd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de indeling van het goed in de GN afhankelijk is van de objectieve kenmerken en eigenschappen van het product. Eiseres stelde dat het goed onder GN-code 4419 00 90 moest worden ingedeeld als tafel- en keukengerei van hout, terwijl verweerder de indeling onder GN-code 6912 00 50 voorstelde, als een tegel van fijn aardewerk.

De rechtbank heeft de feiten en de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen. Het onderzoek ter zitting vond plaats op 26 maart 2013, waar de gemachtigde van eiseres en de vertegenwoordiger van verweerder aanwezig waren. De rechtbank concludeerde dat de tegel van keramiek met een Hollands tafereel van wezenlijk belang is voor de aantrekkelijkheid van de kaasplank, maar dat ook de houten plank essentieel is voor de functionaliteit van het product. Aangezien het niet mogelijk was om te bepalen waaraan het goed zijn wezenlijke karakter ontleent, werd indelingsregel 3c van de inleidende bepalingen van de GN toegepast. Dit leidde tot de conclusie dat het goed onder de code 6912 00 50 moest worden ingedeeld.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat de inspecteur de bti terecht had gehandhaafd. De proceskosten werden niet toegewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 12/4509
Uitspraakdatum: 9 april 2013
Uitspraak in het geding tussen
[X] BV, gevestigd te [Z], eiseres,
gemachtigde: mr. M.B.J. Tol,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, kantoor Rotterdam Rijnmond, verweerder.
12/4509
1.
Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiseres op 23 maart 2012 een bindende tariefinlichting (bti) verstrekt onder nummer: NL [A NUMMER] met de goederencode 6912 00 50 van de gecombineerde nomenclatuur (GN).
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 17 augustus 2012 de bti gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 maart 2013.
Gemachtigde van eiseres is daar verschenen, bijgestaan door [A]. Namens verweerder is verschenen mr. A.A. Kop.

2.Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.
[A BEDRIJF] heeft voor eiseres als rechthebbende de onder 1 genoemde bti aangevraagd voor een kaasplank vervaardigd van hout met decoratieve tegel (zonder gereedschap), hierna: het goed. De beoogde indeling in de GN is 4419 00 90.
2.2.
In vak 7 van de bti is het goed als volgt omschreven:
“Een samengesteld artikel, zijnde een kaasplankje met onder meer de volgende kenmerken:
- een plankje van hout;
- met een tegel van fijn aardewerk voorzien van een afbeelding;
- met een uitsparing voor kaasmesjes;
- met 3 magneetjes.
Het artikel is opgemaakt voor de verkoop in het klein en wordt geleverd zonder kaasmesjes. Noch aan het plankje van hout, noch aan de tegel van fijn aardewerk kan het wezenlijke karakter worden toegekend.”
2.3.
Uit de overgelegde monsters blijkt dat de plank afmetingen heeft van 20 x 30 cm en de tegel die van 15 x 15 cm.
2.4.
Tot de stukken van het geding behoort een uitslag monsteronderzoek van het Douane Laboratorium, betreffende een decoratieve tegel. De uitslag luidt als volgt:
“Siertegel uit kaasplank, niet doorschijnend. De scherf is wit, homogeen fijnkorrelig en kleeft aan de tong. Met het blote oog zijn geen inhomogeniteiten zichtbaar. De waterabsorptiecoëfficiënt bedraagt meer dan 10%. De doorschijnendheid is bepaald conform EEG Verordening 679/72 (zie HBI-III, GN-toelichting op onderverdeling 6912.0030). De waterabsorptiecoëfficiënt is vastgesteld op grond van het kleefgedrag en de versinteringsgraad van de scherf. Beschouwing ten aanzien van de indeling in de Gecombineerde Nomenclatuur: Het voorwerp is aan te merken als een huishoudelijk artikel van fijn aardewerk.”
2.5.
Tot de stukken van het geding behoort een op 3 november 2010 aan eiseres afgegeven bti onder nummer NL [B NUMMER] met de GN-code 8215 20 90. In vak 7 van de bti is het goed als volgt omschreven:
“Een assortiment, zijnde een luxe kaasplankje bestaande uit:
- een plankje van hout met onder andere de volgende kenmerken:
- diverse plankafmetingen;
- voorzien van magneetjes;
- uitsparingen voor kaasvorkjes en kaasmesjes.
- voorzien van een tegeltje van keramische stoffen met onder andere de volgende kenmerken:
- met diverse afbeeldingen.
- een stel met onder andere de volgende kenmerken:
- bestaande uit een kaasvork en kaasmesjes;
- een snijdend deel van onedel metaal;
- een houten handvat.
Het artikel is tezamen verpakt en opgemaakt voor de verkoop in het klein. Voor de indeling wordt de GS-post toegepast die in volgorde het laatst is geplaatst.”

3.Geschil

In geschil is de indeling in de GN van het goed. Eiseres staat indeling van het goed onder GN-code 4419 00 90 voor als tafel- en keukengerei van hout. Verweerder staat indeling onder GN-code 6912 00 50 voor als een tegel van fijn aardewerk, omdat het wezenlijke karakter van de decoratieve kaasplank de tegel is.

4.Van toepassing zijnde posten

Post 4419 00 90
4419 00 Tafel- en keukengerei van hout:
(…)
4419 00 90 – ander
Post 6912 00 50
6912 00 Vaatwerk, andere huishoudelijke artikelen en toiletartikelen, van keramische stoffen, andere dan porselein:
(…)
6912 00 50 - van faience of van fijn aardewerk.

5.Beoordeling van het geschil

5.1.
Het is vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in de regel moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de posten en in de aantekeningen op de afdelingen of hoofdstukken zijn omschreven.
De door de Commissie vastgestelde toelichtingen op de GN en de in het kader van de Werelddouaneorganisatie uitgewerkte toelichtingen op het geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen zijn, hoewel rechtens niet bindend, belangrijke hulpmiddelen bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten.
5.2.
Ingevolge de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur wordt de tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken geacht slechts als aanwijzing te gelden; voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken.
5.3.
Verweerder stelt dat het beroep gegrond is aangezien hij eiseres niet ontvankelijk had moeten verklaren in haar verzoek, omdat hij reeds voor het door eiseres in te voeren goed de onder 2.5 genoemde, nog geldige, bti heeft afgegeven en ten aanzien van het onderhavige goed geen sprake is van een voorgenomen invoertransactie. De rechtbank verwerpt deze stelling van verweerder. Uit de onder 2.2 genoemde feiten blijkt dat eiseres een bti heeft aangevraagd voor een kaasplankje zonder vorkje en mesjes. Dit betreft een ander goed dan het goed waarvoor de onder 2.5 genoemde bti is afgegeven, immers dit laatste goed is een verder identieke kaasplank, alleen met vorkje en mesjes. Ingevolge artikel 11, eerste lid van het Communautaire douanewetboek (CDW) kan iedere persoon de douaneautoriteiten om inlichtingen betreffende de toepassing van de douanewetgeving verzoeken. Een dergelijk verzoek kan worden afgewezen indien het geen verband houdt met een daadwerkelijk voorgenomen in- of uitvoertransactie. Verweerder heeft geen gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid om het verzoek af te wijzen en hij heeft de bti daadwerkelijk afgegeven. Dit brengt mee dat in deze fase van de procedure verweerder niet met vrucht kan aanvoeren dat hij voor het goed reeds een bti had afgegeven en dat hij het verzoek had moeten afwijzen. Voorts heeft eiseres niet dan wel onvoldoende weersproken gesteld dat zij kaasplankjes wil gaan invoeren zonder vorkje en mesjes.
5.4.
Uit de onder 2.2 en 2.3 genoemde omschrijving van het goed, die tussen partijen niet in geschil is, volgt dat het goed bestaat uit een plank van hout met een uitsparing, waarin een tegel van keramiek (met daarop een Hollands tafereel in Delfts blauw) en drie kleine magneetjes in het hout en vier viltjes aan de onderzijde. Uit deze objectieve kenmerken en eigenschappen volgt dat het goed een samengesteld product is. Het goed kan niet worden aangemerkt als ander tafel- en keukengerei van hout. Hier is geen sprake van tafel- en keukengerei van in hoofdzaak hout, omdat de tegel van keramiek er een groot deel van uitmaakt. In geval van een samengesteld product moet indelingsregel 3b van de inleidende bepalingen van de GN worden toegepast. Deze regel luidt als volgt:
“mengsels, werken die zijn samengesteld uit of met verschillende stoffen dan wel zijn vervaardigd door samenvoeging van verschillende goederen, zomede goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, waarvan de indeling niet mogelijk is aan de hand van het bepaalde onder 3 a), worden ingedeeld naar de stof of naar het goed waaraan de mengsels, de werken, de stellen of de assortimenten hun wezenlijk karakter ontlenen, indien dit kan worden bepaald;”
5.5.
Eiseres heeft ter zitting gesteld en verweerder onderschrijft dit, dat de tegel van keramiek met Delfts blauw Hollands tafereel voor de toeristen erg aantrekkelijk is en de voornaamste reden is om de kaasplank aan te schaffen. De rechtbank, is dit met partijen eens, waaruit volgt dat de tegel van keramiek voor de kaasplank van wezenlijk belang is, ook omdat de kaas met behulp van het gereedschap (het vorkje en de mesjes) hierop wordt afgesneden en vervolgens geserveerd. De houten plank is echter ook van wezenlijk belang voor de kaasplank, omdat deze de vorm geeft aan de kaasplank en dient als houder voor de tegel en de magneetjes voor de bevestiging van het gereedschap. Nu niet kan worden bepaald waaraan het goed het wezenlijke karakter ontleent, moet indelingsregel 3c van de inleidende bepalingen van de GN worden toegepast. Deze regel luidt als volgt:
“in de gevallen waarin de indeling aan de hand van het bepaalde onder 3 a) en 3 b) niet mogelijk is, wordt van de verschillende in aanmerking komende posten, de post toegepast die in volgorde van nummering het laatst is geplaatst.”
5.6.
Dit leidt tot de slotsom dat het goed moet worden ingedeeld onder de code 6912 00 50 van de GN, de code voor andere huishoudelijke artikelen van fijn aardewerk.
5.7.
Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

6.Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

7.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. Roke, voorzitter, mr. A. van Dongen en
mr. M.C.A. Onderwater, rechters, in tegenwoordigheid van E. Hoekman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 april 2013.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.