ECLI:NL:RBNHO:2013:6843

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 augustus 2013
Publicatiedatum
2 augustus 2013
Zaaknummer
AWB-12_1289
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding door Faunafonds voor schade door grauwe ganzen aan miniknollen en pootaardappelen

In deze zaak heeft eiser, een teler van miniknollen en pootaardappelen, schadevergoeding aangevraagd bij het Faunafonds voor schade die grauwe ganzen aan zijn gewassen hebben veroorzaakt. Eiser heeft op 19 augustus 2010 en 19 augustus 2012 verzoeken ingediend voor tegemoetkoming in de schade. Het Faunafonds heeft op 3 mei 2011 een tegemoetkoming van € 5.880,00 toegekend, maar heeft het bezwaar van eiser tegen een later besluit ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 1 november 2012 is eiser bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigden. De rechtbank heeft het onderzoek heropend om nadere inlichtingen van verweerder te verkrijgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schadevergoeding die door verweerder is toegekend, niet in overeenstemming is met de werkelijke schade die eiser heeft geleden. Eiser heeft een schadebedrag van € 14.962,50 geclaimd, maar verweerder heeft enkel € 945,00 vergoed voor de schade aan de miniknollen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de berekeningswijze van verweerder niet redelijk is en dat de schadevergoeding moet worden vastgesteld op € 1.603,13, na aftrek van een eigen risico. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten en het griffierecht aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

zittingsplaats Alkmaar
sector bestuursrecht
zaaknummer: ALK 12/1289

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 augustus 2013 in de zaak tussen

[naam], te[woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. J.J. Nicolaas),
en
Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, voor deze de voorzitter van het bestuur van het Faunafonds,verweerder
(gemachtigden: mr. G.W.P.A. van Schijndel en H.G. Engberink).

Procesverloop

Eiser heeft op 19 augustus 2010 een verzoek ingediend bij verweerder om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming in de schade die grauwe ganzen aan het bij eiser in gebruik zijnde perceel miniknollen heeft aangericht.
Eveneens op 19 augustus 2012 heeft eiser een verzoek ingediend bij verweerder om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming in de schade die grauwe ganzen hebben aangericht aan een bij eiser in gebruik zijnd perceel pootaardappelen.
Bij besluit van 3 mei 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser een tegemoetkoming van € 5.880,00 toegekend voor door grauwe ganzen aan de percelen van eiser toegebrachte schade.
Bij besluit van 17 april 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft bij brief van 24 mei 2011 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 november 2012. Eiser is daar verschenen, samen met zijn echtgenote, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak met zes weken verlengd. Bij tussenbeslissing van 17 januari 2013 heeft de rechtbank het onderzoek heropend om bij verweerder nadere inlichtingen in te winnen. Verweerder heeft de nadere inlichtingen bij brief van 13 februari 2013 gegeven. Bij brieven van 15 maart 2013 en 18 april 2013 heeft eiser hierop gereageerd onderoverlegging van een rapportage van 26 maart 2013 van S. Veldboer, registertaxateur sierteeltgewassen. Bij brief van 17 mei 2013 heeft verweerder hierop gereageerd. Nadat partijen toestemming hebben gegeven om zonder nadere zitting uitspraak te doen heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.
Op grond van artikel 83, eerste lid, aanhef en onder b, van de Flora- en faunawet (Ffw), is er een Faunafonds, dat tot taak heeft het, in de daarvoor in aanmerking komende gevallen, verlenen van tegemoetkomingen in geleden schade, aangericht door dieren behorende tot beschermde inheemse diersoorten.
Op grond van artikel 84, eerste lid, van de Ffw wordt een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 83, eerste lid, onderdeel b, van de Ffw slechts verleend voor zover een belanghebbende schade lijdt of zal lijden aangericht door dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, en die schade redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven. Een tegemoetkoming wordt naar redelijkheid en billijkheid bepaald.
Op grond van artikel 2 van de Regeling vaststelling beleidsregels schadevergoeding Faunafonds (hierna: de Regeling), kan het Faunafonds de grondgebruiker op zijn verzoek een tegemoetkoming verlenen in door beschermde inheemse diersoorten aan de landbouw, de bosbouw of de visserij aangerichte schade met inachtneming van het hierna bepaalde.
Op grond van artikel 5, eerste lid, van de Regeling wordt de hoogte van de door één of meer beschermde inheemse diersoorten aangerichte schade door een aangewezen taxateur getaxeerd, zodra daaromtrent een definitief oordeel kan worden gegeven.
Op grond van artikel 5, derde lid, van de Regeling stelt de taxateur, met inachtneming van de door het bestuur vastgestelde taxatierichtlijnen, van zijn bevindingen een rapport samen en ondertekent dat.
2.
Op 17 augustus 2010 hebben grauwe ganzen op percelen landbouwgrond van eiser schade veroorzaakt aan de daar geteelde gewassen. Blijkens het op 28 oktober 2010 door de taxateur van verweerder opgemaakte inlegvel akkerbouw is van de oppervlakte van het 0.45 hectare grote perceel waarop miniknollen (voor de teelt van pootaardappelen) worden geteeld van 15% beschadigd. In geschil is de hoogte van de schadevergoeding. In het door verweerder toegekende bedrag is voor deze schade een vergoeding van € 945 begrepen.
3.
Eiser kan zich niet vereniging met de berekeningswijze zoals verweerder die heeft toegepast. Naar de mening van eiser moet deze schade vastgesteld worden op € 14.962,50. Op het desbetreffende perceel van 0,45 ha zijn in het voorjaar van 2010 25.000 miniknollen van het ras Newton geplant. De miniknollen zijn via de [vereniging] door[tussenpersoon] om niet aan eiser ter beschikking gesteld. De teeltkosten komen voor rekening van eiser. Het is de bedoeling dat de opbrengst van het eerste jaar opnieuw wordt uitgeplant en ook in het tweede jaar zijn de teeltkosten voor eiser. Voorts is het is de bedoeling dat de opbrengst van het tweede jaar voor een groot gedeelte wordt afgeleverd tegen vastgestelde prijzen. Bij voldoende opbrengst in het tweede jaar mag in overleg met[tussenpersoon] plantgoed worden achtergehouden voor een teelt in het derde jaar. Er is een hoeveelheid van 2.700 kg aardappelen verloren gegaan. Van deze hoeveelheid zou 0,5 hectare weer beplant kunnen worden. Om dit aantal hectare nu alsnog te beplanten moet eiser 33.250 stuks miniknollen aankopen à € 0,45 per stuk, wat neerkomt op € 14.962,50.
4.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het schade betreft aan miniknollen in het eerste jaar, die om niet zijn verkregen. Pas in het tweede teeltjaar wordt de opbrengst van het eerste jaar tegen de voorwaarden en prijzen als genomen in het contract met de coöperatieve zaaizaad- en pootgoedtelersvereniging ZAP afgeleverd. Gelet op deze bijzondere teelt is bij de schadeberekening derhalve niet uitgegaan van de KWIN prijzen voor pootgoed maar is aansluiting gezocht bij de gegevens van de ZAP, waarin is bepaald dat de gemiddelde prijs in het tweede jaar vastgesteld is op € 0,35. Verweerder is van oordeel dat deze prijs redelijk is. De opbrengstderving is berekend door de verwachte opbrengst van dit perceel, te weten 40.000 kg pootgoed per hectare maal € 0,35 per kilogram te vermenigvuldigen met 0,0675 (15% van 0,45). De schade bedraagt € 945. Als toelichting is door het Taxatiebureau Overheul Agro B.V. op 17 maart 2011 aangegeven dat de opbrengst volgens de KWIN-cijfers 33.000 kilogram per hectare bedraagt, met een prijs van € 0,30 per kilogram. In dit geval is de taxateur uitgegaan van een hoger saldo per hectare, namelijk 40.000 kilogram per hectare en een hogere prijs per kilogram, namelijk € 0,35.
Verweerder heeft verder gesteld dat in beginsel slechts directe gewasschade voor vergoeding in aanmerking komt. Overige kosten, zoals kosten voor het bewerken van het land, kosten voor verjaagmiddelen of toegenomen voerderkosten komen niet voor een vergoeding in aanmerking. Het gegeven dat eiser een schadepost heeft van € 14.962,50 voor het opnieuw aanplanten van miniknollen is dan ook niet aan te merken als directe schade. Deze schade dient dan ook te worden aangemerkt als indirecte schade en komt derhalve niet voor een tegemoetkoming in aanmerking.
Desgevraagd heeft verweerder bij brief van 13 februari 2013 uiteengezet dat in afwijking van het beleid voor de schade in de fruitteelt eenmalig een tegemoetkoming is verstrekt voor zowel de lagere opbrengst bij een deel van de bomen als vervanging van beschadigde niet meer levensvatbare bomen (zie de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 1 juli 2009 (LJN: BJ1139).
5.1.
De rechtbank stelt voorop dat artikel 83, eerste lid, aanhef en onder b, van de Ffw voorziet in de mogelijkheid van een tegemoetkoming en niet in een schadeloosstelling. Volgens vaste jurisprudentie komt verweerder op grond van artikel 84, eerste lid, Ffw beleidsruimte toe. Ter invulling daarvan heeft verweerder de Regeling vastgesteld.
5.2.
Verweerder heeft in zijn brief van 13 februari 2013 gesteld dat bij fruitbomen sprake is van langjarige teelt terwijl aardappelen elk seizoen worden geoogst. Voor zover verweerder daarmee heeft willen stellen dat de tegemoetkoming in de onderhavige zaak niet kan bestaan uit een vergoeding ter vervanging van de beschadigde oogst kan de rechtbank verweerder niet volgen nu niet in geschil is dat het hier gaat om teelt waarvan de oogst zal worden herplant voor de vermeerdering. Dat is ook de reden dat er na het eerste teeltjaar geen handel wordt gedreven en er geen prijsgegevens bekend zijn. De rechtbank is anders dan verweerder van oordeel dat vervanging van het verloren gegane gewas in dit geval niet als indirecte schade kan worden aangemerkt. Juist de vervangingswaarde vormt een zo objectief mogelijke prijs van het te velde staande beschadigde gewas. De opbrengstderving die door het achterwege blijven van herplant na het tweede jaar zou ontstaan, staat in een verder verwijderd verband. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder bij de berekening van de vergoeding in redelijkheid niet uit kunnen gaan van deze opbrengstderving. Dat, zoals verweerder heeft gesteld, de tegemoetkoming in de onder overweging 4 bedoelde zaak een eenmalige afwijking van het beleid betrof is niet in overeenstemming met de uitspraak van de Afdeling van 5 januari 2011 (LJN BO9794), waaruit blijkt dat verweerder een vergoeding heeft toegekend voor de vervanging van door spechten beschadigde bomen.
5.3.
Het beroep is gegrond en het besluit zal worden vernietigd.
De rechtbank zal ter finale beslechting van het geschil gebruik van haar bevoegdheid om op grond van artikel 4;72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht om zelf in de zaak te voorzien.
5.4.
De rechtbank heeft met verweerder, zoals hij in zijn brief van 17 mei 2013 als reactie op de door eiser overgelegde rapportage van 26 maart 2013 van de deskundige S. Veldboer heeft uiteengezet, vastgesteld dat het door eiser bepleite schadebedrag van 14.962,50 uitgaat van de vervanging van 32.250 miniknollen, terwijl de teelt is aangevangen met 25.000 miniknollen. Voorts is door eiser niet betwist dat de schade 15% van het gewas betreft. Naar het oordeel van de rechtbank dient het schade bedrag te worden vastgesteld op 25.000 miniknollen x 15% x € 0,45 = € 1.687,50. Daarop dient een eigen risico van 5% in mindering te worden gebracht, zodat de tegemoetkoming € 1603,13 bedraagt. Daarvan heeft eiser al € 897,75 (€ 945 minus 5% eigen risico ontvangen. Dat betekent dat verweerder nog € 705,38
aan eiser dient te betalen.
5.5.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
5.6.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.888 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, en 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 472, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 472 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • stelt de tegemoetkoming vast op € 1.603,13 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.888;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht ad € 156 aan eiser te vergoeden.
-
Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. C.M. van Wechem, rechter, in aanwezigheid van
mr. P.C. van der Vlugt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
5 augustus 2013.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.