ECLI:NL:RBNHO:2013:6140

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 juli 2013
Publicatiedatum
16 juli 2013
Zaaknummer
15/703101.13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling door steken met een mes in de borststreek

Op 5 juli 2013 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 11 maart 2013 te Oudkarspel, waar de verdachte met een mes de aangever in de borststreek heeft gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte kwaad was op de aangever vanwege financiële problemen van zijn moeder, die veroorzaakt waren door de aangever. Tijdens een confrontatie in de kleedkamer van hun gezamenlijke werkplek, ontstond een schermutseling waarbij de verdachte de aangever met een mes verwondde. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de aangever zorgvuldig gewogen. De verdachte heeft wisselend verklaard over de gebeurtenissen, wat de geloofwaardigheid van zijn verhaal ondermijnt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, maar niet met de intentie om de aangever van het leven te beroven. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag, maar de poging tot zware mishandeling bewezen verklaard. De officier van justitie had een gevangenisstraf van drie jaar geëist, maar de rechtbank legde een lagere straf op van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Tevens werd het in beslag genomen mes verbeurd verklaard en de in beslag genomen telefoon en t-shirts teruggegeven aan de aangever.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Strafrecht
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/703101.13
Uitspraakdatum: 5 juli 2013
Tegenspraak
Promisvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 juni 2013 in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedag] te [geboorteplaats]),
wonende te [adres 1] (postadres),
feitelijk verblijvende te[adres 2]
thans gedetineerd in de P.I. Noord Holland Noord – Huis van Bewaring te Zwaag.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.F. van Kooij en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. T.N. van Riel, advocaat te Alkmaar, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
PRIMAIR:
hij op of omstreeks 11 maart 2013 te Oudkarspel, gemeente Langedijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade[slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, die [slachtoffer] in de borststreek heeft gestoken en/of geprikt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
SUBSIDIAIR:
hij op of omstreeks 11 maart 2013 te Oudkarspel, gemeente Langedijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd[slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, die [slachtoffer] in de borststreek heeft gestoken en/of geprikt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
MEER SUBSIDIAIR:
hij op of omstreeks 11 maart 2013 te Oudkarspel, gemeente Langedijk, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten[slachtoffer]), door met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, die [slachtoffer] in de borststreek te steken en/of te prikken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de impliciet subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de verdachte door met een mes met een heft van 12 cm te steken in de borststreek van de aangever, een plek van het lichaam waar zich vitale organen bevinden, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de aangever die messteek niet zou overleven.
De impliciet primair ten laste gelegde voorbedachte raad acht de officier van justitie niet bewezen.
3.2
Standpunt van de verdachte en de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder primair en subsidiair ten laste gelegde. De raadsvrouw stelt dat de aangever in een worsteling met de verdachte per ongeluk met het mes, dat de verdachte ten behoeve van zijn werkzaamheden in zijn handen had, onder het linker sleutelbeen is geraakt, zodat er geen sprake is van opzettelijk steken met een mes door de verdachte in het lichaam van de aangever, ook niet in voorwaardelijke vorm.
De raadsvrouw stelt dat slechts sprake kan zijn van mishandeling nu de verdachte de aangever een klap met de vlakke hand in het gezicht heeft gegeven.
3.3
Redengevende feiten en omstandigheden
Uit het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten A. Teerhuis en J.T. Munster blijkt dat de aangever zich op 11 maart 2013 heeft gemeld in het Medisch Centrum Alkmaar met een messteek verwonding. De verbalisanten hebben de aangever in het MCA getroffen en zij hebben gezien dat er bij de aangever een verband was aangelegd op de linkerzijde van de borst, net onder het linker sleutelbeen. De mobiele telefoon van de aangever wordt door de verbalisanten in beslag genomen [1] . Ook wordt het t-shirt dat verdachte ten tijde van het steekincident droeg in beslag genomen. [2]
De aangever heeft vervolgens op 18 maart 2013 aangifte gedaan. Hij heeft verklaard dat hij kort voor het incident in de kleedkamer een SMS heeft ontvangen van de verdachte waarin stond dat hij tot 19 maart 2013 de tijd had om 300 Euro te betalen ten behoeve van de moeder van de verdachte en dat, als hij dat niet zou doen, hij niet meer in Noord-Holland kon blijven en dat de verdachte met hem zou afrekenen.
Op 11 maart 2013, om 06.25 uur, kort voor aanvang van zijn werkzaamheden, was de aangever in de kleedruimte van het landbouwbedrijf in Oudkarspel, gemeente Langedijk, waar hij samen met de verdachte werkte. Plotseling kwam de verdachte de kleedkamer binnen rennen. Hij was boos en stond met een mes te zwaaien. Tijdens het zwaaien met het mes werd de aangever geraakt op zijn buik. De aangever hoorde de verdachte schreeuwen dat hij hem dood zou maken. De aangever trachtte vervolgens de verdachte te kalmeren en probeerde hem bij de polsen te pakken. Hierop werd de aangever door de verdachte aangevallen en met het mes in zijn borst gestoken en vervolgens werd de aangever door de verdachte met de achterkant van het mes op zijn neus geslagen. Als gevolg hiervan had de aangever een wond onder zijn linker sleutelbeen alsmede een streep op zijn buik, door het mes veroorzaakt.
Ten slotte, aldus de aangever, heeft hij op 11 maart 2013 om 12.00 uur, tijdens zijn verblijf in het ziekenhuis, wederom een bedreigende SMS van de verdachte ontvangen [3] .
De verbalisant Engelkens heeft vervolgens foto’s gemaakt van de verwondingen van de aangever, waarop te zien is dat de aangever een wond heeft onder zijn linkersleutelbeen, een kras op zijn buik en een wond bij zijn neus [4] .
In het ziekenhuis is vastgesteld dat de aangever een steekverwonding van zes centimeter diep linksboven in de borstkas had, onder het linker sleutelbeen. Er zijn geen aanwijzingen verkregen voor letsel aan daar lopende zenuwen of grote bloedvaten, ook is geen klaplong geconstateerd [5] .
De forensisch opsporingsambtenaar E.C. Droog heeft het in beslag genomen shirt van de aangever onderzocht. Op het T-shirt, ter hoogte van de linker schouder, waren bloedvlekken zichtbaar. Op die plaats was een scherprandige beschadiging zichtbaar hetgeen veroorzaakt zou kunnen zijn door het steken met een scherp voorwerp, zoals een mes. Twintig centimeter vanaf de onderkant van shirt was ook een scherprandige beschadiging zichtbaar die eveneens veroorzaakt zou kunnen zijn door het steken met een scherp voorwerp [6] .
Op 13 maart 2013 heeft de verbalisant R.T. Engelkens de prints bekeken van de beelden van de beveiligingscamera in het bedrijf. Op de beelden is te zien dat de aangever op 11 maart 2013 te 06:27:21 de kleedkamer binnen gaat (D2 blz. 8 foto b) en dat vervolgens de verdachte op 11 maart 2013 te 06:28:09 de kleedkamer binnen gaat (D2 blz. 9 foto a). Nog geen halve minuut later om 06:28:33 verlaat de verdachte weer de kleedkamer (D2 blz. 10 foto a en b).
Tenslotte verlaat de aangever de kleedkamer om 06:28:54 (D2 blz. 11, foto 6 en 6b) waarbij bloed is te zien op zijn shirt [7] .
De rechtbank heeft bij de bestudering van de afbeeldingen gezien dat de verdachte op de afbeelding 5a en 5b op blz. D2-10 een voorwerp in zijn rechter hand heeft dat gelijkenis vertoont met een mes.
De digitaal-rechercheur M. Smit heeft de in beslag genomen mobiele telefoon van de aangever onderzocht op SMS berichten. Uit het onderzoek is gebleken dat vanaf een telefoonnummer dat in de telefoon van aangever staat vermeld onder de naam “Lesi” op 10 maart 2013 om 20:57:24 onder meer de navolgende SMS naar de aangever is verstuurd: “Voor 6 ’s ochtends moet aan Michal 300 Euro voor mij geven, geef je het niet dan ben je een lijk” (D3 blz. 20) [8] . De verdachte heeft verklaard dat hij deze SMS heeft geschreven [9] .
De verdachte heeft tegenover de rechter-commissaris verklaard dat hij met het mes in zijn linker hand de kleedkamer is binnengelopen, waar hij de aangever zag. In de kleedkamer is vervolgens een worsteling ontstaan terwijl de verdachte het mes nog in zijn hand had. [10] . Twee dagen eerder verklaarde verdachte tegenover de politie het volgende: “Ik wilde hem niet vermoorden, ik ben geen moordenaar. Ik wilde hem alleen laten schrikken” [11] .
3.4
Bewijsoverweging
Uit het onderzoek ter terechtzitting is duidelijk geworden dat de verdachte kwaad was op de aangever omdat deze iets had verteld aan een gemeenschappelijke Poolse kennis, waardoor uiteindelijk de moeder van de verdachte in Polen in financiële moeilijkheden is geraakt.
Dit heeft uiteindelijk geleid tot een schermutseling in de kleedkamer van het bedrijf in Oudkarspel waar de aangever en de verdachte samen werkzaam waren.
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting, voorzover inhoudende dat bij gelegenheid van een schermutseling in de kleedkamer de aangever per ongeluk zou zijn geraakt door het mes, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Verdachte heeft wisselend verklaard over de precieze gebeurtenissen nadat hij de kleedkamer was ingelopen. Ten overstaan van de rechter-commissaris heeft hij verklaard dat hij de aangever zag en hem confronteerde met het feit dat hij van een vriend had gehoord dat aangever de moeder van verdachte in financiële problemen had gebracht. Toen de aangever dat ontkende en de verdachte een leugenaar noemde sloeg de verdachte aangever twee keer met de vlakke hand, waarna de worsteling begon waarbij het mes per ongeluk in het lichaam van aangever is gekomen. In de verklaring van de verdachte ter terechtzitting is het confronteren van de aangever met het veroorzaken van financiële problemen echter uit het verhaal verdwenen. De verdachte heeft immers verklaard dat hij stomverbaasd was dat hij aangever ineens zag staan toen hij (verdachte) de kleedkamer inliep en dat de aangever hem begon uit te schelden, waarna de verdachte de aangever met de vlakke hand sloeg en de aangever de verdachte met kracht tegen de muur aanduwde.. Het aanzienlijke verschil tussen deze beide verklaringen komt de geloofwaardigheid niet ten goede. Daarbij komt dat beide versies van de door de verdachte voorgespiegelde ongelukkige samenloop van omstandigheden niet valt te rijmen met de opmerking die verdachte spontaan maakte aan het slot van zijn eerste verhoor bij de politie, dat hij ‘
hem niet wilde vermoorden, maar alleen maar laten schrikken’.
Ten slotte komt de beschrijving die de aangever van de schermutseling heeft gegeven geheel overeen met de geconstateerde verwondingen aan zijn lichaam en de plaats op het lichaam waar die verwondingen zijn geconstateerd. De geconstateerde steekwond van zes centimeter diep linksboven in de borstkas laat zich echter moeilijk inpassen in het beeld dat de verdachte schetst van een verwonding die zou zijn ontstaan terwijl de aangever de verdachte, die in zijn linkerhand een mes droeg, met kracht tegen een muur duwde. .
De rechtbank acht op grond van het bovenstaande bewezen dat de verdachte het slachtoffer bewust heeft gestoken.
De rechtbank kan aan de hand van de hierboven weergegeven bewijsmiddelen en de overige processtukken niet vaststellen dat verdachte opzet had om het slachtoffer van het leven te beroven, laat staan dat hij hierbij met voorbedachte raad heeft gehandeld. Het hierboven geciteerde SMS-bericht kan weliswaar op die wijze worden uitgelegd, maar het bericht is evenmin strijdig met het door de verdachte geschetste scenario, inhoudende dat hij de aangever schrik wilde aanjagen.
Naar het oordeel van de rechtbank levert een messteek onder het linker sleutelbeen zonder nadere gegevens, welke ontbreken, niet zonder meer een aanmerkelijke kans op dat het slachtoffer zal overlijden. Van voorwaardelijk opzet hierop is dan ook evenmin sprake. De verdachte dient derhalve vrijgesproken te worden van het primair ten laste gelegde.
Gelet op de diepte van de steekwond op een kwetsbare plek van het lichaam, de borstkas, in verband met de nabijheid van de daar aanwezige zenuwen, grote bloedvaten en longen is naar het oordeel van de rechtbank wel sprake van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel, welke kans door de verdachte gelet op diens feitelijk handelen bewust moet zijn aanvaard.
De rechtbank acht daarom de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 11 maart 2013 te Oudkarspel, gemeente Langedijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd[slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes die [slachtoffer] in de borststreek heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen aan verdachte onder subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezen verklaarde levert op:
Poging tot zware mishandeling.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezen verklaarde zou ontbreken. Het bewezen verklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de sanctie

7.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar, met aftrek van de tijd die door de verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht.
7.2
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder primair en subsidiair ten laste gelegde. De raadsvrouw heeft bepleit de verdachte terzake het meer subsidiair ten laste gelegde te veroordelen tot gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis, subsidiair de geëiste straf aanzienlijk te matigen, dan wel een fors deel daarvan voorwaardelijk op te leggen.
7.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft het slachtoffer, die een goede vriend van hem was en met wie hij sinds zijn jeugd optrok, op hun gezamenlijk werkadres met een mes gestoken in de borststreek. Dat de verdachte hierbij geen ernstig letsel heeft bekomen is een gelukkige omstandigheid, die geenszins aan de verdachte is te danken. Na het steken is de verdachte weggegaan en heeft hij zich niet meer om het slachtoffer bekommerd of hulp ingeroepen.
De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij het slachtoffer, terwijl deze na het steekincident in het ziekenhuis lag, nogmaals een bedreigende SMS heeft gestuurd.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op
het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 13 maart 2013 waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder terzake enig strafbaar feit is veroordeeld.
De rechtbank komt, alles overwegende, tot een lagere strafoplegging dan door de officier van justitie gevorderd, mede omdat de rechtbank tot bewezenverklaring komt van een geringer feit dan waarop de officier van justitie haar eis heeft gebaseerd.
De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur op zijn plaats.

8.Beslag

De officier van justitie heeft ertoe gerequireerd dat de in beslag genomen telefoon en de t-shirts kunnen worden teruggegeven aan de aangever[slachtoffer] en dat het in beslag genomen mes dient te worden verbeurd verklaard.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat het in beslag genomen mes dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezen verklaarde met behulp van dit mes is begaan.
De rechtbank is voorts van oordeel, dat de in beslaggenomen telefoon, merk Samsung, en de in beslag genomen t-shirts dienen te worden te worden teruggegeven aan de aangever[slachtoffer]. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken, dat deze persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 45, 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 4 bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de tijd van
15 (vijftien) maanden.
Beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot
5 (vijf) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.
Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd het in beslag genomen mes
Gelast de teruggave aan de aangever[slachtoffer] van de in beslag genomen t-shirts en de in beslag genomen telefoon, merk Samsung.
samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. van Beek, voorzitter,
mr. P.H.B. Littooy en mr. M.F. Ferdinandusse, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier G.A.M. Delis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 juli 2013.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van bevindingen met het nummer PL10AL 2013025107-2, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren A. Teerhuis en J.T.Munster, gedateerd 11 maart 2013, doorgenummerde blz. D1 – 1 t/m 3.
2.Het proces-verbaal sporenonderzoek met het nummer PL10RO 2013025107-15, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar E.C. Droog, gedateerd 20 maart 2013, doorgenummerd blz. F1-1.
3.Het proces-verbaal met het nummer PL10AL 2013025107-1, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren R.T. Engelkens en S. Bierman, houdende de aangifte van[slachtoffer] d.d. 18 maart 2013, doorgenummerde blz. Z2 – 1 t/m 3.
4.Het proces-verbaal van bevindingen met het nummer PL10AL 2013025107-13, gedateerd 12 maart 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren R.T. Engelkens en S. Bierman, doorgenummerde blz. Z1 – blz. 1 t/m 6.
5.Een geschrift, zijnde de geneeskundige verklaring van de arts J. Meintjens d.d. 12 maart 2013.
6.Het proces-verbaal van bevindingen met fotobijlagen met het nummer PL10RO 2013025107-15, gedateerd 20 maart 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar E.C. Droog, doorgenummerde blz. F1 – blz. 1 t/m 9.
7.Het proces-verbaal van bevindingen met fotobijlagen met het nummer PL10AL 2013025107-17 gedateerd 13 maart 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar R.T. Engelkens, doorgenummerde blz. D2 – blz. 4 t/m 13.
8.Het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen met het nummer 2013025107, gedateerd 13 maart 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar M. Smit, doorgenummerde blz. D3 blz. 1 t/m 21.
9.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting.
10.De verklaring van de verdachte tegenover de rechter-commissaris d.d. 14 maart 2013.
11.Het proces-verbaal van verhoor verdachte met het nummer PL10AL 2013025107-14, gedateerd 12 maart 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren R.T. Engelkens en S. Bierman, doorgenummerde blz. B9 t/m B11.