ECLI:NL:RBNHO:2013:6126

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 juli 2013
Publicatiedatum
16 juli 2013
Zaaknummer
14/701317.12
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met fietser door negeren rood verkeerslicht

Op 6 maart 2012 vond er een verkeersongeval plaats op de kruising van de Oostergouw met de Westerblokker te Blokker. De verdachte, als bestuurder van een personenauto, negeerde een rood verkeerslicht en botste tegen een fietser, genaamd [slachtoffer 2], die hierdoor zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een gebroken heupkom en ruggenwervel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte roekeloos en onvoorzichtig heeft gereden, met een snelheid van ongeveer 50 kilometer per uur, zonder te stoppen voor het verkeerslicht. De officier van justitie vorderde bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden op, evenals een ontzegging van de rijbevoegdheid voor een jaar. De benadeelde partij, [slachtoffer 2], werd niet ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat deze nog civielrechtelijk afgehandeld moest worden. De uitspraak vond plaats op 12 juli 2013.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Strafrecht
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 14/701317.12
Uitspraakdatum: 12 juli 2013
Tegenspraak
Promisvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
1 juli 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] te[geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres]
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. van der Plas en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R. de Bree, advocaat te ‘s Gravenhage, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij en van de schriftelijke slachtofferverklaring van het slachtoffer[slachtoffer 2] en van de dochter van het slachtoffer mevrouw [slachtoffer 1].

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 06 maart 2012 te Blokker, gemeente[geboorteplaats], als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Oostergouw zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, de kruising van de Oostergouw met de
Westerblokker op te rijden met een (onverminderde) snelheid van ongeveer 50 kilometer per uur, althans met een gezien de omstandigheden te hoge snelheid en/of (daarbij) geen gevolg te geven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers niet is gestopt voor een voor zijn rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde en/of (vervolgens) geen voorrang heeft verleend aan een van rechts komende fietser, waardoor een ander (genaamd[slachtoffer 2]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken heupkom
en/of een gebroken ruggewervel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 06 maart 2012 te Blokker, gemeente[geboorteplaats], als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Oostergouw, de kruising van de Oostergouw met de Westerblokker met een (onverminderde) snelheid van ongeveer 50 kilometer per uur, althans met een gezien de omstandigheden te hoge snelheid is opgereden en/of (daarbij) geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers niet is gestopt voor een voor zijn rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde en/of (vervolgens) geen voorrang heeft verleend aan een van rechts komende fietser, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Inleiding

Op 6 maart 2012 heeft een verkeersongeval plaatsgevonden op de kruising van de Oostergouw met de Westerblokker te Blokker. Bij dit ongeval waren betrokken de verdachte in zijn personenauto en het slachtoffer [slachtoffer 2] op zijn racefiets. De heer [slachtoffer 2] is bij dit ongeval gewond geraakt.
De rechtbank dient te beoordelen of de verdachte schuld heeft aan dit ongeval, en zo ja, in welke mate hem dit kan worden aangerekend. Daarnaast dient de rechtbank een oordeel te geven over de ernst van het door het ongeval ontstane letsel van het slachtoffer [slachtoffer 2].

4.Bewijs

4.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, in die zin dat de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden. De officier van justitie stelt dat de verdachte de kruising is opgereden en daarbij een voor hem uitstralend rood verkeerslicht heeft genegeerd. De verdachte heeft hierbij zijn snelheid niet verminderd en heeft niet gelet op het verkeer van rechts. De verdachte is de kruising opgereden en in botsing gekomen met het slachtoffer [slachtoffer 2]. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het slachtoffer ten gevolge van dit ongeval zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen.
4.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. De raadsman heeft aangevoerd dat de meest waarschijnlijke oorzaak van de door verdachte gemaakte verkeersfout is dat hij een rood licht over het hoofd heeft gezien omdat hij zich waarschijnlijk heeft georiënteerd op even verderop gelegen verkeerslichten. Deze verkeersfout en de omstandigheden daar omheen – de verdachte reed met een snelheid van 40 à 50 km per uur en hij zag de verkeersdeelnemers bij de kruising - kunnen naar het oordeel van de raadsman niet leiden tot de conclusie dat sprake was van schuld als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen, maar dat uit de tenlastelegging dient te worden uitgestreept dat de verdachte met te hoge snelheid heeft gereden.
4.3.
Redengevende feiten en omstandigheden
Op 6 maart 2012 is het slachtoffer[slachtoffer 2] op zijn racefiets, op de kruising van de Oostergouw met de Westerblokker in Blokker, aangereden door de verdachte in zijn auto [1] . Het slachtoffer heeft door het ongeval zwaar lichamelijk letsel bekomen, te weten een gebroken heupkom en een gebroken ruggenwervel, met inwendig bloedverlies, vastgesteld bij onderzoek op de dag van het ongeval [2] . Op de genoemde kruising regelt een verkeersinstallatie het verkeer middels driekleurige verkeerslichten [3]
Getuigen hebben verklaard dat zij op voornoemde datum op de Westerblokker voor het voor hun bestemde verkeerslicht stonden te wachten en dat zij met hun fiets dan wel brommer optrokken toen zij groen licht kregen. Tijdens dit optrekken werden zij gepasseerd door een man op een racefiets en vervolgens zagen zij dat deze werd geschept door een personenauto, die voor hen van links kwam en met een snelheid van ongeveer 50 kilometer per uur reed [4] [5] .
De verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat op 6 maart 2012 op de kruising van de Oostergouw met de Westerblokker, die hij met onverminderde snelheid is opgereden een man op een racefiets tegen zijn auto is gebotst. De verkeersdeskundige van de gemeente[geboorteplaats] heeft tegenover de rechter-commissaris verklaard dat ten tijde van het ongeval de verkeerslichtinstallatie op de kruising van de Oostergouw met de Westerblokker door middel van een bewakingsmodule werd beveiligd waardoor het niet mogelijk is dat de stoplichten voor conflicterende rijrichtingen tegelijkertijd groen worden. De verkeersdeskundige heeft verklaard dat er die dag geen meldingen zijn gekomen van een storing aan de bewuste verkeerslichtinstallatie [6] .
4.4
Oordeel van de rechtbank
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte op 6 maart 2012 in zijn personenauto de kruising van de Oostergouw met de Westerblokker is opgereden en daarbij een voor hem uitstralend rood verkeerslicht heeft genegeerd. Bij het oprijden van de kruising heeft de verdachte naar het oordeel van de rechtbank zijn snelheid onvoldoende aangepast en heeft hij onvoldoende gelet op het (van rechts komende) verkeer vanaf de Westerblokker. Het zicht op de Westerblokker was goed; verdachte heeft naar zijn zeggen ook fietsers zien staan. De verdachte is woonachtig in de onmiddellijke omgeving van genoemd kruispunt en moet goed bekend zijn geweest met de verkeerssituatie op dit kruispunt, waar dagelijks vele fietsers en bromfietsers, rijdende op de Westerblokker, passeren.
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, in die zin dat de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend, de kruising van de Oostergouw met de Westerblokker is opgereden en daarbij in botsing is gekomen met het slachtoffer [slachtoffer 2] op zijn racefiets, tengevolge waarvan het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen.
4.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 6 maart 2012 te Blokker, gemeente[geboorteplaats], als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmede rijdende over de weg, de Oostergouw zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend, de kruising van de Oostergouw met de Westerblokker op te rijden met een onverminderde snelheid van ongeveer 50 kilometer per uur, en daarbij geen gevolg te geven aan een verkeersteken dat een gebod inhoudt, immers niet is gestopt voor een voor zijn rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde en vervolgens geen voorrang heeft verleend aan een van rechts komende fietser, waardoor een ander, genaamd[slachtoffer 2], zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken heupkom en een gebroken ruggenwervel, werd toegebracht.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezen verklaarde zou ontbreken. Het bewezen verklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de sancties

7.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, alsmede tot ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van een jaar.
7.2
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman stelt zich primair op het standpunt dat de verdachte dient te worden vrijgesproken voor het primair ten laste gelegde. De raadsman heeft zich ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat de verdachte, bij een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde, gelet op zijn leeftijd en gelet op het feit dat hij first offender is, niet moet worden veroordeeld tot gevangenisstraf. De raadsman stelt dat de verdachte wel kan worden veroordeeld tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen en een andere door de rechtbank te bepalen hoofdstraf, niet zijnde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
7.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft als bestuurder van een personenauto een ernstig verkeersongeluk veroorzaakt door bij een kruising van wegen een rood stoplicht niet op te merken, zonder af te remmen door te rijden en vervolgens tegen een overstekende racefietser aan te rijden. De rechtbank is van oordeel dat de handelswijze van de verdachte als een ernstige verkeersfout kan worden aangemerkt.
Door het ongeval heeft het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opgelopen, wat – naast intensieve en langdurige behandeling in een ziekenhuis – een lang verblijf in een revalidatiecentrum nodig heeft gemaakt. Het ligt in de lijn der verwachting dat het slachtoffer nog lange tijd en wellicht blijvend nadeel zal ondervinden van de gevolgen van de aanrijding.
Uit het dossier en uit het verhandelde op de terechtzitting is gebleken dat de verdachte ook zelf gebukt gaat onder het door hem veroorzaakte leed en dat hij zich meermalen op de hoogte heeft laten stellen van de toestand van het slachtoffer.
In het voordeel van de verdachte zal de rechtbank meewegen dat hij nog voor aanvang de zitting op 1 juli 2013 een schadevergoeding heeft betaald aan het slachtoffer ten behoeve van de aanschaf van een speciale stoel waarvoor tot op heden geen uitbetaling van een verzekeraar heeft plaatsgevonden. Ook eventuele meerkosten voor de speciale stoel is verdachte bereid te betalen.
Eveneens weegt in het voordeel van de verdachte mee dat hij niet eerder terzake enig feit met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een gevangenisstraf en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen passend en geboden is. Gelet op de leeftijd van de verdachte en het feit dat hij first offender is zal de rechtbank de gevangenisstraf in geheel voorwaardelijke vorm opleggen.
8. Benadeelde partij
De benadeelde partij[slachtoffer 2], heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 4751,- wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
De gemachtigde van de benadeelde, mevrouw [slachtoffer 1] heeft op de terechtzitting van 1 juli 2013 naar voren gebracht dat de vordering met een bedrag van
€ 450,- dient te worden verhoogd, nu de prijs van de speciale stoel, waar de schade op ziet, inmiddels met dat bedrag is verhoogd.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de schade voor een bedrag van € 1000,- door de verzekering van de benadeelde partij wordt vergoed en dat het restant bedrag door de verdachte reeds vóór aanvang van terechtzitting op 1 juli 2013 door de verdachte is overgemaakt naar de benadeelde partij.
De behandeling van het overige – mondeling - gevorderde levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, aangezien daarvan geen schriftelijke onderbouwing aanwezig was, nog daargelaten dat partijen nog bezig zijn met de civiele afwikkeling van de schade.
De rechtbank zal de benadeelde partij op deze gronden niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering. De benadeelde partij kan zich desgewenst verder tot de burgerlijke rechter wenden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Artikelen 14a, 14b, 14c van het Wetboek van Strafrecht.
Artikelen 6, 175, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.5 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 4.5 bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 2 (twee) maanden.
Beveelt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.
Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Ontzegt de verdachte wegens het hiervoor onder 4.5. bewezen verklaarde strafbare feit de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 1 (één) jaar.
Verklaart de benadeelde partij[slachtoffer 2] niet ontvankelijk in de vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.E. Patijn, voorzitter,
mr. S.I.A.C. Angenent-Bakker en mr. E.J.M. Tuijp, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier G.A.M. Delis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 juli 2013,
zijnde mr. E.J.M. Tuijp buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van bevindingen met het nummer PL10HR 2012025722-6, gedateerd 22 mei 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren E.T. Schol en P. de Vries, doorgenummerde blz 5 en 6.
2.Een geschrift, zijnde een geneeskundige verklaring van de arts R.W. Peters, gedateerd 23 april 2012, doorgenummerde blz. 9
3.Een geschrift, zijnde de gegevens van de verkeerslichtinstallatie kruising Westerblokker met de Oostergouw te[geboorteplaats], behorende bij het proces-verbaal van bevindingen met het nummer PL10HR 2012025722-10. gedateerd 10 september 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar E.T. Schol, doorgenummerde blz. 10 t/m 13
4.Het proces-verbaal met het nummer PL10HR 2012025722-3, gedateerd 13 maart 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar P. de Vries, houdende de verklaring van de getuige [getuige 2], doorgenummerde blz. 14 en 15
5.Het proces-verbaal met het nummer PL10HR 2012025722-4, gedateerd 21 maart 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar E.T. Schol, houdende de verklaring van de getuige [getuige 3], doorgenummerde blz. 16 en 17.
6.De verklaring van de getuige [getuige 1], afgelegd tegenover de rechter-commissaris op 25 april 2013.