7.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft het slachtoffer[slachtoffer ] van het leven beroofd. In de woning van het slachtoffer heeft verdachte hem twee keer met een mes gestoken, waarna [slachtoffer ] is overleden. Verdachte heeft het slachtoffer hiermee het meest fundamentele recht waarover de mens beschikt ontnomen: het recht op leven. Door de dood van [slachtoffer ] en de wijze waarop dat is gebeurd, heeft verdachte de nabestaanden van het slachtoffer onherstelbaar leed toegebracht. Dit blijkt uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring van W.I. [slachtoffer ], de broer van het slachtoffer, en uit de toelichting op de vordering van mevrouw [benadeelde 1], zuster van het slachtoffer. Naast de ingrijpende gevolgen voor de nabestaanden, brengt een dergelijk feit angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid in de buurt in het bijzonder en in de samenleving in het algemeen teweeg.
Verdachte heeft ter zitting geen blijk heeft gegeven van medeleven voor de nabestaanden en evenmin van spijt van zijn daden. Uit de hierna te noemen pro justitia rapportage blijkt de oorzaak daarvan. Hij moet wel in staat geacht moet worden de wederrechtelijkheid van zijn handelen in te zien maar hij is niet goed in staat zijn wil dienovereenkomstig geheel in vrijheid te bepalen en hij voelt door zijn lacunaire gewetensfunctie ook geen spijt.
De ernst van het gepleegde feit rechtvaardigt een langdurige gevangenisstraf. Bij de duur van de op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank onder meer gelet op het volgende.
Het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 11 januari 2013, waaruit blijkt dat de verdachte weliswaar eerder is veroordeeld, maar niet
– in laatste feitelijke instantie – voor geweldsdelicten.
Daar staat tegenover dat verdachte wel een gewaarschuwd mens was. Vast staat dat verdachte in 2010 met een mes een persoon heeft gestoken in de woning van het slachtoffer. Ook al is verdachte voor dit feit ontslagen van alle rechtsvervolging, verdachte was bekend met de mogelijke gevolgen van het steken met een mes. Dat hij opnieuw een mes ter hand heeft genomen en daarmee naar een woning, dezelfde woning als in 2010, is gegaan, neemt de rechtbank verdachte dan ook zeer kwalijk.
Het pro justitia rapport van psychiater I. Maksimovic gedateerd 13 juni 2013, onder meer inhoudende:
Betrokkene is een man in wiens karakter de hechtingsproblematiek een belangrijke rol speelt. Zijn persoonlijkheid heeft zich ontwikkeld onder onveilige, traumatische basisomstandigheden binnen het gezin van herkomst. Als gevolg daarvan is bij betrokkene schade ontstaan in de vorm van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een borderline persoonlijkheidsstoornis. Daarbij is bij hem tevens sprake van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de zin van een bipolaire I stoornis – gekenmerkt door het ontwikkelen van depressieve en manische episodes - en in de zin van misbruik, dan wel afhankelijkheid van diverse middelen. Beide stoornissen zijn van invloed geweest op de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde. Geadviseerd wordt om verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Het pro justitia rapport van psycholoog mr. drs. R.A. Sterk, gedateerd 18 juni 2013, onder meer inhoudende:
Er is bij betrokkene sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een opioide afhankelijkheid (heroïne). Tevens is sprake van een gebrekkige ontwikkeling in de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis NAO met borderline, narcistische en antisociale trekken. Voornoemde problematiek heeft de gedragskeuzes en gedragingen van betrokkene beïnvloed ten tijde van het ten laste gelegde. De rechtbank wordt geadviseerd om betrokkene verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank neemt het eensluidende advies van beide deskundigen over en zij is dan ook van oordeel dat het bewezen verklaarde aan verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.
Nu de rechtbank verdachte zal vrijspreken van de ten laste gelegde moord, komt de rechtbank tot een lagere gevangenisstraf dan gevorderd door de officier van justitie. Daarnaast houdt de rechtbank – anders dan de officier van justitie – in belangrijke mate rekening met de hierna op te leggen maatregel van terbeschikkingstelling welke maatregel immers na ommekomst van de detentie tot een andere vorm van vrijheidsbeneming zal leiden. De rechtbank zal de duur van de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf dan ook aanzienlijk matigen.
Maatregel van terbeschikkingstelling.
De rechtbank heeft acht geslagen op de rapportages van beide deskundigen voornoemd, alsmede op de toelichting zoals ter terechtzitting gegeven door psycholoog mr. drs. Sterk.
Beide deskundigen zijn het met elkaar eens dat het recidiverisico hoog blijft zolang de stoornissen van verdachte niet optimaal worden behandeld. Zij achten een klinische behandeling in een gedwongen kader nodig, gericht op de moeilijk te veranderen problematiek. Een behandeling op vrijwillige basis, zoals betoogd door de verdediging, achten zij onvoldoende om de continuïteit van de behandeling te waarborgen. De aard van de problematiek en zijn behandelgeschiedenis wijzen op een ambivalente motivatie. Daarbij komt dat een hoog beveiligingsniveau nodig is, gelet op de inschatting van het recidiverisico, aldus beide deskundigen. Zij komen dan ook met het advies om de behandeling plaats te laten vinden in een langdurig gedwongen kader van de maatregel van terbeschikkingstelling.
Met het advies van beide deskundigen kan de rechtbank zich verenigen.
De rechtbank is van oordeel dat de terbeschikkingstelling van verdachte dient te worden gelast en dat zijn verpleging van overheidswege dient te worden bevolen, nu bij verdachte tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, het door verdachte begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van deze maatregel eist.
Nu de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd terzake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten doodslag, kan de totale duur van de maatregel een periode van vier jaar te boven gaan.