ECLI:NL:RBNHO:2013:6093

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 juli 2013
Publicatiedatum
16 juli 2013
Zaaknummer
15/800436-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke invoer van cocaïne via luchthaven Schiphol

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 2 juli 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 8 april 2013 op Schiphol werd aangehouden. De verdachte arriveerde met vlucht PY994 vanuit Paramaribo, Suriname, en werd betrapt op het invoeren van cocaïne. Tijdens een douanecontrole werd in zijn bagage een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne aangetroffen, met een totaal netto gewicht van 2.922,6 gram. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte ontkende de kennis van de aanwezigheid van de cocaïne in zijn bagage, maar de rechtbank oordeelde dat hij verantwoordelijk was voor de inhoud van zijn bagage. De rechtbank verwierp de bewijsverweren van de verdachte en achtte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het opzet op de invoer van de cocaïne uitsloten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank benadrukte de ernst van de zaak, gezien de schadelijke gevolgen van cocaïne voor de gezondheid en de betrokkenheid bij de georganiseerde criminaliteit.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800436-13
Uitspraakdatum: 2 juli 2013
Tegenspraak
Promisvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van dinsdag 18 juni 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] te Distrikt Commewijne (Suriname),
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haarlem te Haarlem.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. F.A.C. Kooper-Gerritsen en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. E.G.S Roethof, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 08 april 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
3.2. Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 8 april 2013 is verdachte vanuit Paramaribo (Suriname) met vlucht PY994 aangekomen op de luchthaven Schiphol, gelegen in de gemeente Haarlemmermeer. Bij een verscherpte douanecontrole wordt de bagage van verdachte gecontroleerd door een douanebeambte. Een zwarte koffer van het merk My Travel die verdachte bij zich had wordt door een verbalisant geopend. In de koffer worden diverse plastic zakken aangetroffen. Na het openen van één van deze plastic tassen met opdruk ‘Ipanema’ wordt een doorzichtige plastic zak met okers gezien en opengemaakt. De verbalisant heeft één willekeurige oker gepakt en open gebroken en ziet in de oker een doorzichtige plastic zakje met een witte stof. Verdachte is aangehouden. Na aanhouding van verdachte wordt de eveneens door verdachte meegevoerde en nog niet gecontroleerde tas van het merk Samsonite geopend. In deze tas treffen verbalisanten een plastic tas aan met opdruk ‘Hunkemöller’. In die plastic tas bevinden zich vier plastic zakken met walnoten. Een van de plastic zakken wordt geopend. Een willekeurig ter hand genomen walnoot voelt abnormaal zwaar aan. In de vervolgens opengebroken walnoot wordt een plastic zakje met een witte stof aangetroffen. De uitslag gaf een positieve kleurreactie, zodat aangenomen mocht worden dat de geteste stof vermoedelijk cocaïne betrof. [2]
Nader onderzoek wijst uit dat zich in de aangetroffen okers plastic zakjes met een witte stof met een totaal netto gewicht van 1.150,3 gram bevinden. In de aangetroffen walnoten bevinden zich in totaal 181 zakjes met een witte stof met een totaal netto gewicht van 1.772,3 gram. Het totaal netto gewicht van de aangetroffen stof bedraagt derhalve 2.922,6 gram. [3] Uit nader onderzoek van het Douane Laboratorium is gebleken dat de aangetroffen stof cocaïne bevat. [4] Verdachte heeft tegenover verbalisanten van de Koninklijke Marechaussee verklaard dat hij een reistas van Samsonite bij zich had en een kleine zwarte trolley. De vraag of hij deze bagage zelf heeft ingecheckt beantwoordt hij met ja, evenals de vraag of beide koffers zijn eigendom zijn. Verdachte verklaart voorts dat hij zijn spullen er in heeft gestopt. [5] Op het handvat van de Samsonite reistas zat een onbeschadigd bagagelabel bevestigd, op naam van verdachte. [6] Verdachte heeft een rolkoffer van het merk My Travel op Zanderij eerst op de gebruikelijke wijze ingecheckt en deze daarna weer van de bagageband gepakt, omdat hij op Zanderij nog okers wilde kopen, die hij in deze tas wilde vervoeren. Nadat hij de okers in deze tas had gestopt, heeft hij geprobeerd deze tas als handbagage mee te nemen, hetgeen niet mogelijk bleek vanwege het gewicht van de tas. Daarom ontving hij voor deze tas een limited release bagagelabel en is de tas als ruimbagage vervoerd. [7] Op 8 april 2013 is er geen koffer of tas achtergebleven of aangetroffen, al dan niet met een label limited release, noch heeft iemand navraag gedaan naar een koffer of tas. [8]
3.3. Bewijsoverweging
Door en namens verdachte is vrijspraak bepleit. De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte eigenaar is van de rolkoffer van het merk My Travel waarin zich de drugs bevonden. Voorts heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat verdachte niet heeft geweten dat er zich in de in de tassen aangetroffen okers (My Travel) en walnoten (Samsonite) cocaïne bevond, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken.
Het verweer dat niet kan worden bewezen dat verdachte de eigenaar is van de My Travel rolkoffer, wordt weersproken door de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen. Op grond van deze bewijsmiddelen stelt de rechtbank dan ook vast dat zowel de My Travel rolkoffer als de Samsonite reistas aan verdachte toebehoren.
De rechtbank stelt vervolgens voorop dat als uitgangspunt heeft te gelden dat een passagier die per vliegtuig bagage met zich voert, met de inhoud daarvan bekend kan worden verondersteld en voor die inhoud dan ook verantwoordelijk is. Van dat uitgangspunt moet worden afgeweken indien sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan moet worden geoordeeld dat het opzet op de invoer, ook in voorwaardelijke zin, ontbreekt.
De rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval van vorenbedoelde bijzondere omstandigheden geen sprake is en dat moet worden aangenomen dat verdachte wist dat er cocaïne in zijn beide bagagestukken was verborgen.
De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het een feit van algemene bekendheid is dat er vanuit Suriname per vliegtuig veel verdovende middelen naar Europa worden gesmokkeld, met name ook door koeriers die ten behoeve van organisaties handelen en ook weten wat zij doen. De rechtbank acht het hoogst onwaarschijnlijk dat een organisatie een hoeveelheid cocaïne laat vervoeren door een onwetende en willekeurige koerier die bij toeval de cocaïne in zijn bezit krijgt door groenten te kopen bij een winkel op de luchthaven in Suriname, zoals volgens verdachte in dit geval ten aanzien van de in de okers aangetroffen cocaïne zou zijn gebeurd. Hieraan zijn aanzienlijke risico’s voor de organisatie verbonden, zoals het risico van verlies van de cocaïne en het risico dat de onwetende de aanwezigheid van de verdovende middelen ontdekt. De rechtbank neemt hierbij eveneens in aanmerking dat het uiterst onwaarschijnlijk is dat organisaties die cocaïne naar Nederland willen smokkelen daarvoor een manier kiezen die het uiterst onzeker maakt of de beoogde koerier de cocaïne wel meeneemt en weer aan hen afgeeft. Dit weegt des te zwaarder nu in beide bagagestukken van verdachte een hoeveelheid cocaïne is aangetroffen.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat de verklaringen van de verdachte met betrekking tot de invoer van de totale hoeveelheid cocaïne als ongeloofwaardig ter zijde moet worden gesteld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zijn verklaring slechts afgelegd om te bedekken dat hij van meet af aan heeft geweten dat hij betrokken is geweest bij de cocaïnetransporten.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich opzettelijk schuldig heeft gemaakt aan het binnen het grondgebied van Nederland brengen van de totale uit de okers en walnoten afkomstige hoeveelheid van 2.922,6 gram cocaïne.
3.4. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 8 april 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van dertig (30) maanden met aftrek van tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van 2.922,6 gram van een materiaal bevattende cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde komt naar het oordeel van de rechtbank slechts een gevangenisstraf als passende sanctie in aanmerking.
De rechtbank merkt op dat de door de officier van justitie gevorderde (duur van deze) straf in overeenstemming is met de straf die ten aanzien van de opzettelijke invoer van vergelijkbare hoeveelheden cocaïne pleegt te worden opgelegd. Noch in de omstandigheden van de onderhavige zaak, noch in de persoonlijke omstandigheden van verdachte vindt de rechtbank aanleiding om daarvan af te wijken.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
2 en 10 van de Opiumwet.
8. Beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat het onder 3.4. bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde feit oplevert;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van DERTIG (30) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.J. van Keken, voorzitter,
mr. M.J. Kronenberg en mr. J.M. ten Voorde, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.V. Ramdharie, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van dinsdag 2 juli 2013.
Mr. Kronenberg en mr. Ten Voorde zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het proces-verbaal van aanhouding en bevindingen d.d. 8 april 2013 (dossierparagraaf 1.1).
3.Het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 14 april 2013 (dossierparagraaf 1.1.4).
4.Een schriftelijk bescheid, te weten het deskundigenrapport van het Douane Laboratorium te Amsterdam d.d. 24 april 2013, kenmerk 4175 X 13 (los opgenomen).
5.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 10 april 2013 (dossierparagraaf 1.3.).
6.Het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 14 april 2013 (dossierparagraaf 1.1.4. blad 1)
7.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting.
8.Het proces-verbaal van 13 mei 2013 (dossierparagraaf 1.1.5.)