Uitspraak
[adres],
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 2 juli 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 31 maart 2013 op Schiphol werd aangehouden voor de invoer van cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte, geboren in Suriname en thans gedetineerd in Haarlem, werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van ongeveer 2556,8 gram cocaïne in Nederland. Tijdens de controle op de luchthaven werden in de bagage van de verdachte en zijn vriendin verschillende zakken met chocolade aangetroffen, waarin de cocaïne was verborgen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op de invoer van de drugs, aangezien hij de bagage van een onbekende man had aangenomen zonder deze te controleren. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan en sprak hem vrij van andere tenlasteleggingen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 28 maanden geëist, waarvan 10 maanden voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat, gezien de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, een gevangenisstraf van 28 maanden passend was, met 14 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van drie jaar. Bijzondere voorwaarden werden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling voor alcoholgebruik. De rechtbank benadrukte de schadelijkheid van cocaïne en de risico's van recidive.