Uitspraak
Op 2 april 2013 hebben de raadslieden van klager de rechter-commissaris verzocht nadere onderzoekshandelingen te verrichten. De verzochte onderzoekshandelingen bestaan uit het benoemen van een deskundige teneinde gedragskundig onderzoek uit te voeren met betrekking tot een overleden persoon. Bij beslissing van 2 mei 2013 heeft de rechter-commissaris dit verzoek afgewezen en daarbij overwogen dat een gedragskundig onderzoek naar overleden personen door de voorgestelde psychiater een expertise in ontwikkeling is, dat dergelijk onderzoek enkel is verricht op daders van homicide die vervolgens suïcide hebben gepleegd, zodat met het voorgestelde gedragsdeskundig onderzoek naar een overleden slachtoffer nog geen ervaring is opgedaan. Daarbij komt dat in het kader van het voorgestelde onderzoek familieleden en andere naastbetrokkenen van de overledene wederom indringend geconfronteerd zullen worden met het verlies van hun naaste, terwijl zij reeds meermalen zijn ondervraagd. Een dergelijke nieuwe confrontatie acht de rechter-commissaris onwenselijk.
Naar het oordeel van de raadkamer is het onderhavige verzoek niet een verzoek dat een onderzoekshandeling betreft die zich in de afrondende fase bevindt en derhalve op korte termijn kan worden afgerond. Het gaat hier om een geheel nieuwe onderzoeksrichting die blijkens de onderbouwing van het verzoek eerst zou moeten leiden tot een haalbaarheids-onderzoek alvorens bij positieve beantwoording onderzoek te kunnen verrichten.
Hierbij is tevens van belang dat het verzoek is gedaan op een moment waarop meer dan een jaar was verstreken nadat het door de rechter-commissaris gehonoreerde verzoek tot mini-instructie was gedaan.