ECLI:NL:RBNHO:2013:6052

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 juli 2013
Publicatiedatum
15 juli 2013
Zaaknummer
433551 - CV EXPL 13-1165
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietige overeenkomst in schuldbemiddeling en budgetbeheer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 31 juli 2013 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser] en [gedaagde]. De eiser, die zijn diensten aanbiedt onder de naam [titel], heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die in financiële problemen verkeerde. De eiser had een overeenkomst met de gedaagde gesloten voor advies en budgetbeheer, maar de gedaagde betwistte de hoogte van de in rekening gebrachte uren en stelde dat er geen overeenstemming was over de omvang van de werkzaamheden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eiser een vergoeding in rekening heeft gebracht voor schuldbemiddeling, wat onder de Wet op het Consumentenkrediet (WcK) valt. De rechter oordeelde dat de overeenkomst tussen partijen nietig was, omdat deze in strijd was met de WcK. De kantonrechter heeft de vordering van de eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde. De uitspraak benadrukt de bescherming van consumenten in situaties van schuldbemiddeling en de noodzaak voor duidelijke overeenkomsten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknummer/rolnummer: 433551 \ CV EXPL 13-1165 (CB)
Uitspraakdatum: 31 juli 2013

Vonnis in de zaak van:

[naam eiser] h.o.d.n. [naam] te [plaats]

eisende partij
verder ook te noemen: [eiser]
gemachtigde: GGN Amsterdam
tegen

[naam gedaagde] te[woonplaats]

gedaagde partij
verder ook te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. M.E. Mewe-Boerwinkel

Het procesverloop

Bij dagvaarding van 5 maart 2013 heeft [eiser] een vordering ingesteld. [gedaagde] heeft een conclusie van antwoord genomen. Bij tussenvonnis van 15 mei 2013 heeft de kantonrechter een comparitie van partijen gelast. Voorafgaande aan de comparitie van 2 juli 2013 heeft [eiser] nog nadere producties overgelegd. [eiser] en [gedaagde] zijn, bijgestaan door hun gemachtigden, ter zitting verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen is besproken tijdens de terechtzitting.
Vervolgens is op vandaag uitspraak bepaald.

De feiten

1.1 De kantonrechter neemt de volgende feiten als vaststaand aan, omdat deze door de ene partij zijn gesteld en door de andere partij niet of niet voldoende zijn betwist.
1.2 [eiser] biedt zijn diensten aan onder de naam [titel]. Hij is geen lid van de NVVK en niet benoemd tot bewindvoerder.
1.3 [gedaagde] zat in grote financiële problemen en heeft [eiser] benaderd voor
hulp. Op 28 mei 2012 heeft [gedaagde] een door [eiser] opgestelde onderhandse akte getekend onder de titel “overeenkomst voor advies en budgetbeheer”. [eiser] heeft van [gedaagde] de opdracht gekregen om haar schulden te inventariseren en te onderzoeken of hier iets aan gedaan kan worden. Partijen zijn een uurloon van € 55,00 (exclusief btw) overeengekomen.
1.4 [eiser] heeft aan [gedaagde] declaratiestaten over de weken 22 en 23 gestuurd. De declaratie over week 22 heeft [gedaagde] per e-mailbericht van 2 juni 2012 voor akkoord verklaard.
1.5 Bij e-mailbericht van 14 juni 2012 heeft [eiser] de samenwerking met [gedaagde] opgezegd, omdat [gedaagde] de declaratiestaten niet voor akkoord tekende. Daarbij heeft [eiser] een tweetal facturen, beide gedateerd 13 juni 2012, gevoegd betreffende diverse verrichtte werkzaamheden in de weken 22 en 23 over 2012. De factuur over week 22 bedroeg € 1.515,30; de factuur over week 23 € 1.067,10.

Het geschil

2.1 [eiser] vordert – zakelijk weergegeven – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 3.202,18, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.582,40 vanaf 20 februari 2013 tot de dag der algehele voldoening. Voorts vordert [eiser] [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
Daartoe voert [eiser] aan dat hij in opdracht van [gedaagde] werkzaamheden heeft verricht. Uit dien hoofde is [gedaagde] een bedrag van € 2.582,40 aan hem verschuldigd. De door [gedaagde] te vergoeden wettelijke rente bedraagt tot 20 februari 2013 een bedrag van € 75,28. Verder is [gedaagde] buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd.
2.2 [gedaagde] voert verweer. [gedaagde] betwist de hoogte van de in rekening gebrachte uren. De declaratie over week 22 heeft zij onder protest getekend. Daarna heeft zij aangegeven geen kosten meer te willen maken. Verder betwist [gedaagde] dat zij vooraf over de omvang van de uren overeenstemming hadden bereikt. Volgens haar heeft [eiser] misbruik gemaakt van haar kwetsbare positie door veel uren te maken, voor zover deze juist zijn, terwijl hij wist, dan wel moest weten dat zij niet in staat zou zijn deze kosten te voldoen.
2.3 Op de nadere standpunten van partijen wordt hierna, voor zover voor de beslissing van belang, ingegaan.

De beoordeling

3.1 In het kader van consumentenbescherming dient de kantonrechter ambtshalve te toetsen of de Wet op het Consumentenkrediet (Wck) van toepassing is.
3.2 Onder schuldbemiddeling wordt volgens het tweede lid van artikel 47 van de WcK verstaan
het in de uitoefening van een bedrijf of beroep, anders dan door het aangaan van een krediettransactie, verrichten van diensten, gericht op de totstandkoming van een regeling met betrekking tot de bestaande schuldenlast van een natuurlijke persoon, geheel of gedeeltelijk voortvloeiend uit een of meer krediettransacties.
3.3 Ter zitting is gebleken dat tot de schuldenlast van [gedaagde] een rekening-courantkrediet bij de Rabobank behoorde. [eiser] heeft met GGM een afspraak gemaakt over de hoogte van de beslagvrije voet, dan wel getracht deze te maken. Voorts heeft [eiser] een korting geregeld op een schuld van [gedaagde]. Bovendien heeft hij een koper gezocht voor de auto van [gedaagde] teneinde de schulden van [gedaagde] af te lossen. Gelet op deze werkzaamheden, die verdergaand zijn dan, zoals door [eiser] is betoogd, het enkel inventariseren van de financiële middelen van [gedaagde], is de kantonrechter van oordeel dat sprake was een regeling met betrekking tot een schuldenlast die geheel of gedeeltelijk voortvloeide uit een of meer krediettransacties als bedoeld in artikel 47 WCK en daarmee van schuldbemiddeling in de zin van dat artikel.
3.4 Vast staat dat [eiser] een vergoeding bij [gedaagde] in rekening heeft gebracht voor de schuldbemiddeling. Nu van schuldbemiddeling als bedoeld in artikel 48, eerste lid, aanhef en onder b, c en d, van de WcK geen sprake is, komt de kantonrechter tot de conclusie dat de op 28 mei 2012 tussen partijen gesloten overeenkomst, welke de basis vormt voor de aan [gedaagde] in rekening gebrachte kosten, wordt getroffen door het verbod van artikel 47, eerste lid, van de WcK. Dit betekent dat deze overeenkomst nietig is.
3.5 Voor partiële nietigheid, zoals door [eiser] is verzocht, ziet de kantonrechter geen aanleiding. Uit het bovenstaande en het verhandelde ter zitting blijkt dat schuldbemiddeling en budgetbeheer/advies bij [eiser] zo nauw met elkaar verweven zijn dat een onderscheid niet goed valt te maken, mede door het ontbreken van een onderbouwing van de werkzaamheden die [eiser] in dit kader heeft verricht. De vordering van [eiser] zal daarom worden afgewezen.
3.6 Als de in het ongelijk gestelde partij dient [eiser] in de proceskosten te worden veroordeeld.

De beslissing

De kantonrechter:
Wijst de vordering af.
Veroordeelt [eiser] in de proceskosten, die tot heden voor [gedaagde] worden vastgesteld op een bedrag van € 350,00 voor salaris van de gemachtigde van [gedaagde].
Verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. van der Heijden, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en op 31 juli 2013 in het openbaar uitgesproken.
De griffier
De kantonrechter