ECLI:NL:RBNHO:2013:5944

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 juni 2013
Publicatiedatum
10 juli 2013
Zaaknummer
199089
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing afgewezen in echtscheidingsprocedure met minderjarige

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 13 juni 2013, betreft het een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, beiden wonende te Velsen, met een minderjarig kind. De vrouw heeft verzocht om vervangende toestemming voor verhuizing met het kind naar een andere gemeente, en om de hoofdverblijfplaats van het kind bij haar te bepalen. De man heeft hiertegen verweer gevoerd en verzocht om de hoofdverblijfplaats van het kind bij hem te bepalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het in het belang van het kind is om advies te vragen aan de Raad voor de Kinderbescherming over de hoofdverblijfplaats. De rechtbank heeft de Raad verzocht om een advies uit te brengen, waarbij de mening van het kind in overweging zal worden genomen. De rechtbank heeft ook bepaald dat het schriftelijk rapport van de Raad uiterlijk op 2 juli 2013 aan de partijen en hun advocaten moet worden toegezonden. De zitting voor de Raad is gepland op 4 juli 2013. De overige verzoeken zijn aangehouden voor latere beoordeling. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door de meervoudige kamer voor familiezaken, onder leiding van voorzitter en kinderrechter mr. D.H. Steenmetser, en de rechters mrs. J.F. Miedema en A.L. Diender.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Familie & Jeugd
echtscheiding/tegenspraak
zaak-/rekestnr.: C15/199089/FA RK 12-4362
tussenbeschikking van de meervoudige kamer voor familiezaken van 13 juni 2013
in de zaak van:
[de man],
wonende te Velsen,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. T.M. Coppes, kantoorhoudende te Aerdenhout,
tegen
[de vrouw],
wonende te Velsen,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. R.A. Vlielander-Jongerius, kantoorhoudende te Bussum.

1.Procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, met bijlagen, van de vrouw van 21 december 2012, ingekomen op 21 december 2012, waarin echtscheiding met nevenvoorzieningen is gevraagd;
  • het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek, met bijlagen, van de man, ingekomen op 8 maart 2013;
  • het verweerschrift op zelfstandig verzoek, met bijlagen, van de vrouw van 3 mei 2013;
  • de brief van de advocaat van de vrouw van 27 mei 2013;
  • de brief van de advocaat van de man van 29 mei 2013;
  • de brief van de advocaat van de vrouw van 7 juni 2013.

2.Feiten en omstandigheden

2.1
Partijen zijn op 4 juni 2004 in de gemeente Velsen met elkaar gehuwd.
2.2
Het minderjarige kind van partijen is:
- [de man] [de vrouw] , geboren op 18 april 2004 in de gemeente Amsterdam.

3.Het verzoek

3.1.
De vrouw heeft –voor zover hier van belang- verzocht om te bepalen dat [de man] aan haar wordt toevertrouwd, met zo nodig afgifte van [de man] aan haar. Voorts heeft zij verzocht te bepalen dat het nog door partijen op te maken ouderschapsplan via mediation zal gelden ten aanzien van de verzorging en opvoeding van [de man], tenzij partijen niet in onderling overleg tot een ouderschapsplan kunnen komen. Indien dit het geval is, verzoekt de vrouw te bepalen dat de volgende zorgregeling zal gelden:
- wanneer de vrouw met [de man] naar [de vrouw], [de vrouw], zal verhuizen, zij erop zal toezien dat [de man] vier keer per week op een vast nader overeen te komen tijdstip telefonisch/skype contact met de man opneemt. Daarnaast stelt de vrouw voor dat [de man], voor zover dat te combineren is met de werkzaamheden van de man, de helft van de zomer- en kerstvakanties bij de man doorbrengt en daarnaast de overige vakanties die [de man] heeft van school. Tevens stelt de vrouw voor dat de man tenminste vier keer per jaar naar [de vrouw] komt voor een ‘lang’ weekend, nu de man slechts vier dagen per week werkt. Te denken valt aan Pasen, Pinksteren, hemelvaart etcetera.
3.2
De vrouw heeft haar verzoek vermeerderd en verzocht te bepalen dat het verslag van mevrouw A. Hendriks inzake [de man] onderdeel uit zal maken van deze procedure, dan wel mevrouw Hendriks te benoemen als bijzondere curator voor [de man], zodat aan de rechtbank duidelijk kan worden verwoord wat de wensen en belangen van [de man] zijn in deze. Voorts heeft de vrouw verzocht om bij tussenbeschikking op grond van artikel 1:253a BW te bepalen dat zij met [de man] op 1 augustus 2013 naar [de vrouw] mag verhuizen, onder het opmaken van een ouderschapsplan zoals door haar in concept opgesteld als productie 47 bij het verzoekschrift

4.Het verweer

De man heeft verzocht beide verzoeken van de vrouw af te wijzen. Hij heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van [de man] bij hem te bepalen, en een voorstel gedaan voor de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken indien [de man] bij hem verblijft en de vrouw in [de vrouw] woont alsmede een voorstel voor een dergelijke verdeling indien [de man] hoofdverblijfplaats bij hem in Nederland heeft en de vrouw ook in Nederland verblijft.

5.De beoordeling

In geschil is de hoofdverblijfplaats van [de man]: bij zijn vader in Nederland of bij zijn moeder in [de vrouw]. De rechtbank acht het in het belang van [de man] om ter beantwoording van deze vraag advies te vragen aan de Raad voor de Kinderbescherming. De Raad wordt verzocht zich slechts over deze vraag uit te laten, en daarbij de mening van [de man] te betrekken.
De rechtbank merkt op dat de mening van [de man] van belang is, maar dat deze zal worden meegewogen in het kader van de algehele belangafweging.
De rechtbank zal aldus beslissen.

6.Beslissing

De rechtbank:
6.1
Verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming een advies uit te brengen inzake de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [de man] [de vrouw].
6.2
Bepaalt dat het schriftelijk rapport uiterlijk 2 juli 2013 aan partijen en hun advocaten wordt toegezonden.
6.3
Bepaalt dat deze tussenbeschikking geldt als oproep voor de Raad voor de Kinderbescherming ter zitting van de meervoudige kamer van deze rechtbank op 4 juli 2013 om 11.00 uur, in het gerechtsgebouw aan de Jansstraat 81 te Haarlem.
6.4
Houdt de overige verzoeken aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.H. Steenmetser, voorzitter, tevens kinderrechter, en mrs. J.F. Miedema en A.L. Diender, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Lee, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2013.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.