ECLI:NL:RBNHO:2013:5913

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 juni 2013
Publicatiedatum
10 juli 2013
Zaaknummer
C/15/202986/ HA RK 13-38
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een rechter in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 juni 2013 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoekers tegen rechter mr. G. Guinau. Het verzoek tot wraking was gedaan tijdens een openbare zitting op 23 april 2013, waarin verzoekers de rechter beschuldigden van partijdigheid. Verzoekers, die betrokken waren bij een procedure over een urgentieverklaring op basis van de Huisvestingsverordening van de gemeente Zandvoort, voerden aan dat de rechter de standpunten van de wederpartij onterecht had verwoord en dat hij de huisvestingsproblematiek bagatelliseerde. De rechter had echter verklaard dat zijn vraagstelling bedoeld was om de standpunten helder te krijgen en dat hij geen vooringenomenheid koesterde.

De rechtbank overwoog dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank concludeerde dat de wrakingsgronden van verzoekers niet voldoende waren om te twijfelen aan de onpartijdigheid van de rechter. De rechtbank benadrukte dat het de taak van de rechter is om de gang van zaken tijdens de zitting te bepalen en dat hij daarbij een zekere vrijheid heeft om vragen te stellen en de procedure te leiden. De rechtbank vond dat de rechter niet de schijn van partijdigheid had gewekt en dat de wrakingsgronden niet konden slagen. Daarom werd het verzoek om wraking afgewezen en werd het proces in de hoofdzaak voortgezet.

De beslissing werd genomen door de wrakingskamer, bestaande uit mr. M. Mateman als voorzitter, en mr. C. Baas en mr. A. Wolfs als leden. De griffier, mr. A. Buiskool, was ook aanwezig. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
zaaknummer: c/15/202986/ HA RK 13-38
Beslissing van 21 juni 2013
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker],verzoeker
[verzoekster],verzoekster,
wonende te [woonplaats],
tezamen te noemen verzoekers,
gemachtigde: mr. M.J.E.J. Coenraad, advocaat te Zandvoort.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. G. Guinau,
hierna te noemen: de rechter.

1.Procesverloop

1.1.
Op de openbare zitting van 23 april 2013 hebben verzoekers de wraking verzocht van de rechter, in de bij deze rechtbank, afdeling publiekrecht, sectie bestuur, team algemeen bestuursrecht, aanhangige zaak met zaaknummer HAA AWB 13/580, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2.
De rechter heeft laten weten niet te berusten in het wrakingsverzoek.
1.3.
Verzoekers, de wederpartij in de hoofdzaak (het college van burgemeester en wethouders van Zandvoort), hierna de wederpartij en de rechter zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 7 juni 2013. Van die gelegenheid hebben verzoeker en de wederpartij gebruik gemaakt. De rechter heeft laten weten niet ter zitting te verschijnen.

2.Het standpunt van verzoeker

2.1
Verzoekers hebben blijkens het proces-verbaal van de zitting van 23 april 2013 de volgende wrakingsgronden naar voren gebracht. De rechter heeft op zitting het standpunt van de wederpartij verwoord en daarbij aangegeven dat de wederpartij alleen met ja of nee moest antwoorden. Voorts bagatelliseert de rechter het huisvestingsprobleem van verzoekers in relatie tot de andere problemen. Daardoor wekt de rechter duidelijk de schijn van partijdigheid. Op de vraag van gemachtigde waarom de wederpartij geen eigen reactie moet geven, heeft de rechter aangegeven dat dit makkelijk is om de standpunten vast te leggen. De rechter heeft duidelijk aangegeven dat de andere problemen niet worden opgelost door oplossing van het huisvestingsprobleem. Dit terwijl de wederpartij geen pleitnota heeft overgelegd en ook geen antwoord had op de laatst ingediende stukken en de toelichting van de gemachtigde van verzoekers. Er is verder ook niet nader naar geïnformeerd door de rechter.
2.2
Ter zitting van de wrakingskamer is namens verzoekers nog aangevoerd dat de rechter zich niet heeft beperkt tot een samenvatting van het standpunt van de wederpartij, maar dat de rechter het standpunt van de wederpartij heeft aangevuld en nader gemotiveerd. Voorts heeft de rechter ter zitting aangegeven dat de wederpartij zorgvuldig onderzoek heeft verricht en dat het besluit op juiste gronden was genomen, aldus verzoekers.

3.De beoordeling

3.1
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert (zogenaamde subjectieve toets). Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid (zogenaamde objectieve toets). Het subjectieve oordeel van verzoekers is voor de beoordeling van beide toetsen wel belangrijk maar niet doorslaggevend.
3.2
De hoofdzaak betreft het beroep van verzoekers tegen de weigering van een urgentieverklaring op grond van de Huisvestingsverordening van de gemeente Zandvoort. Verzoekers zoontje heeft een ernstige medische problematiek, op grond waarvan verzoekers in aanmerking wensen te komen voor een andere woning. Vaststaat dat de rechter ter zitting de gemeente een aantal vragen heeft voorgelegd, waarop de gemeente met ja of nee moest antwoorden. De rechter heeft hieromtrent verklaard dat, gelet op de van toepassing zijnde wetgeving en de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan, alsmede gelet op het feit dat de gemachtigde van verweerder weinig ervaren was, hij heeft gekozen voor een schoolmeesterachtige aanpak. Zijn aanpak ter zitting diende volgens de rechter geen ander doel dan de standpunten van partijen zo helder mogelijk voor het voetlicht te krijgen. De rechter stelt zich op het standpunt dat hij met zijn werkwijze in het algemeen tracht zo mogelijk het juridische geschil te verbreden door het zoeken van een oplossing van het probleem. Daarom heeft de rechter gemachtigde ook de vraag voorgehouden of met het verstrekken van de urgentieverklaring de problemen voor verzoekers zullen zijn opgelost. Hij bestrijdt dat hij daarmee de huisvestingsproblematiek bagatelliseert.
3.3
Gesteld noch gebleken is dat de rechter jegens verzoekers een vooringenomenheid koestert, zodat de subjectieve toets geen grond voor wraking oplevert.
3.4
Ten aanzien van de objectieve toets overweegt de rechtbank het volgende. Ter zitting van de wrakingskamer hebben verzoekers zich op het standpunt gesteld dat de rechter niet het standpunt van de wederpartij heeft verwoord, maar dat hij dit standpunt heeft aangevuld. De rechtbank overweegt dat verzoekers hiermee een nieuwe wrakingsgrond hebben aangevoerd, welke nog niet eerder naar voren is gebracht. Reeds hierom kan een beroep op deze grond niet slagen. In het proces-verbaal van 23 april 2013 zijn de wrakingsgronden van verzoekers opgenomen. Dit proces-verbaal is aan verzoekers gemachtigde voorgehouden en later aan haar toegestuurd. Indien het proces-verbaal niet volledig zou zijn geweest had het op de weg van verzoekers gemachtigde gelegen dit in een eerder stadium te (laten) corrigeren. Nu dit is nagelaten kunnen verzoekers zich niet met succes op een nieuwe wrakingsgrond beroepen.
3.5
De rechtbank overweegt ten aanzien van de overige wrakingsgronden dat de leiding van een zitting bij de rechter berust. Het is bij uitstek de taak van de rechter om de gang van zaken tijdens de zitting te bepalen. Vanuit die rol stelt de rechter vragen aan partijen over de gevoerde standpunten. Daarbij heeft de rechter een zekere mate van vrijheid om tijdens de mondelinge behandeling aan partijen kenbaar te maken hoe hij de ingenomen standpunten heeft opgevat of nadere vragen te stellen over de feitelijke onderbouwing en de consequenties van de ingenomen standpunten. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de toelichting van de rechter dat hij het standpunt van de gemeente duidelijk wilde krijgen. Evenmin ziet de rechtbank reden om te twijfelen aan de toelichting van de rechter dat hij de huisvestingsproblematiek van verzoekers niet heeft willen bagatelliseren, maar tot de kern van het probleem heeft willen doordringen. Deze handelwijze van de rechter getuigt naar het oordeel van de rechtbank niet van vooringenomenheid en evenmin is hierdoor de schijn van partijdigheid objectief gerechtvaardigd. De rechter heeft op de zitting aanleiding gezien om door middel van de gekozen vraagstelling, het geschil enigszins af te bakenen en te beperken tot de essentie van de voorliggende zaak. Daarnaast heeft de rechter in het kader van de nieuwe zaaksbehandeling in het bestuurecht, partijen bevraagd om te onderzoeken of de juridische procedure verzoekers datgene kan bieden wat door hen wordt beoogd. Dit maakt niet dat de rechter daarmee de objectieve schijn van partijdigheid heeft gewekt.
3.6
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat de feiten en omstandigheden die verzoekers ter onderbouwing van hun verzoek naar voren hebben gebracht, geen grond opleveren voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden en derhalve geen grond vormen voor wraking. De rechtbank zal het verzoek daarom afwijzen.

4.Beslissing

De rechtbank
4.1
wijst het verzoek om wraking af;
4.2
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter en de wederpartij een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
4.3
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin dit zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. M. Mateman, voorzitter, mr. C. Baas en mr. A. Wolfs, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. A. Buiskool, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2013.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.