ECLI:NL:RBNHO:2013:5757

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 juli 2013
Publicatiedatum
4 juli 2013
Zaaknummer
AWB-12_2983
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over studiefinanciering en nationaliteitseisen voor EU-studenten

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 20 juni 2013, staat de zaak centraal van een EU-student die in beroep is gegaan tegen een besluit van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De minister had de nationaliteitsgegevens van de eiseres aangepast, wat leidde tot een terugvordering van te veel ontvangen studiefinanciering en een OV-schuld. De rechtbank behandelt de vraag of de eiseres kan worden aangemerkt als migrerend werknemer en dus recht heeft op studiefinanciering volgens de Wet studiefinanciering 2000. De rechtbank oordeelt dat de stelling van de minister, dat in alle gevallen valselijk is gehandeld door studenten, niet kan worden gevolgd. De rechtbank wijst erop dat uit het rapport van de inspectie SZW niet blijkt dat de naam van de eiseres voorkomt op lijsten van inbeslaggenomen administratie, en dat de verklaringen van de boekhouder onvoldoende zijn om de conclusie te rechtvaardigen dat de eiseres betrokken was bij valsheid in geschrifte. De rechtbank stelt de minister in de gelegenheid om het gebrek in het besluit te herstellen, met een termijn van zes weken. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in het bestuursrecht en de noodzaak voor de minister om zijn stellingen te onderbouwen met bewijs.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/2983

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juni 2013 in de zaak tussen

[naam 1], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. M.P. Spanjer),
en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder

(gemachtigde: drs. P.M.S. Slagter).

Procesverloop

Bij besluit van 24 augustus 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder de nationaliteitsgegevens van eiseres aangepast. Dit heeft tot gevolg dat eiseres over 2010 € 3.178,76 te veel studiefinanciering heeft ontvangen. Dit bedrag is een schuld geworden. Daarnaast is een OV-schuld ontstaan van € 476,00.
Bij besluit van 14 november 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 mei 2013.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Het onderzoek is heropend.

Overwegingen

1.
De rechtbank overweegt dat EU-studenten die kunnen worden aangemerkt als migrerend werknemer in de zin van artikel 45 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), op grond van artikel 2.2, eerste lid, onder b van de Wet studiefinanciering 2000 in aanmerking komen voor studiefinanciering. In de Beleidsregel inzake controlebeleid migrerend werknemerschap van 17 december 2009 (Stcrt. 201 nr. 24) heeft verweerder vastgelegd dat iedere studerende die over de controleperiode 32 uur of meer gemiddeld per maand heeft gewerkt, zonder meer de status van migrerend werknemer heeft en daarmee terecht studiefinanciering heeft ontvangen over het gecontroleerde studiefinancieringstijdvak. Bij het vaststellen van het criterium van 32 uur gemiddeld per maand houdt verweerder in beginsel tot een hoogte van één maand rekening met vakanties en eventuele ziekte. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft in meerdere uitspraken geoordeeld dat verweerder met de beleidsregel in algemene zin geen onjuiste uitleg heeft gegeven aan het begrip migrerend werknemer (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 21 januari 2011 LJN: BP1941).
2.
Ter beantwoording staat of eiseres over de periode september tot en met december 2010 kan worden aangemerkt als migrerend werknemer met als gevolg dat zij recht heeft op studiefinanciering.
3.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres niet beschouwd kan worden als migrerend werknemer, nu door haar geen feitelijke en daadwerkelijke arbeid is verricht waarvoor loon is betaald. Verweerder baseert zich op het rapport van de inspectie SZW van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 9 augustus 2012. Verweerders standpunt is gegrond op het vermoeden dat sprake is van gebruik van onjuiste of valse contracten en loonstroken op naam van eiseres. Eiseres heeft tegen betaling van € 200,00 per maand valse loonstroken gekocht op grond waarvan studiefinanciering werd verkregen, aldus verweerder. In de inbeslaggenomen administratie van de werkgever zijn lijsten aangetroffen waarop is bijgehouden wie en wanneer € 200,00 heeft betaald. Verweerder stelt daarbij dat uit het onderzoek van de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) is gebleken dat de studerende een valse loonstrook ontving nadat hij/zij een zelfde - tweede - exemplaar had ondertekend. Deze werkwijze gold meerdere studenten. Verweerder heeft daarbij belang gehecht aan de verklaringen van een van de verdachten dat alle contracten en loonstroken valselijk zijn opgemaakt. Voorts gaat verweerder er van uit dat eiseres op de hoogte is geweest van de onjuistheid van de (vorenbeschreven) bedachte constructie. Aan de vijf verklaringen die eiseres in de bezwaarfase heeft ingebracht en waarin wordt verklaard dat eiseres wel bij [naam 2] heeft gewerkt in de laatste maanden van 2010 gaat verweerder voorbij. Het voorgaande heeft tot gevolg dat verweerder het recht op studiefinanciering van eiseres over de periode september tot en met december 2010 heeft herzien en verrekend.
4.
Eiseres betwist de stelling van verweerder. Zij stelt zich op het standpunt dat zij, overigens samen met anderen, feitelijke en daadwerkelijke arbeid heeft verricht in de supermarkt [naam 2] aan de [straatnaam] te [plaats]. Dit heeft zij gestaafd met een vijftal verklaringen van klanten die verklaren dat zij haar daar hebben zien werken over de in geding zijnde periode.
Eiseres stelt dat zij onmogelijk op de lijst uit de inbeslaggenomen administratie van de werkgever kan staan omdat zij nooit een betaling aan [naam 2] heeft gedaan ten behoeve van een loonstrook. Indien gesteld wordt dat zij op een lijst zou staan dan dient verweerder dat aan te tonen door die lijst te overleggen. Dat zij op de hoogte is geweest van de (vorenbeschreven) bedachte constructie, ontkent zij. Eiseres heeft ter zitting gesteld dat zij in dit kader nimmer als verdachte is gehoord en dat van aangifte jegens haar geen sprake is geweest. Dit is door verweerder niet tegengesproken. Dat inmiddels is gebleken dat door [naam 2] en [naam 3] in relatie tot andere Bulgaarse studenten wél valselijk is gehandeld, wil niet zeggen dat de door haar gestelde daadwerkelijke arbeid uitgesloten moet worden geacht.
Tenslotte wijst eiseres op de brief van verweerder van 21 augustus 2012 waarin wordt gesteld dat [naam 2] reeds in 2010 geen arbeidsactiviteiten zou hebben gehad terwijl uit het later overgelegde onderzoeksrapport blijkt dat er in 2011 geen omzet was bij [naam 2]. Bovendien zou blijkens dat rapport de winkel na 19 mei 2011 gesloten zijn. Eiseres is van mening dat uit de in deze zaak gepresenteerde onderzoeksgegevens niet de conclusie kan worden getrokken dat eiseres niet bij [naam 2] kan hebben gewerkt over de periode van september tot en met december 2010.
5.
De rechtbank is van oordeel dat het rapport van de inspectie SZW een ontoereikende grondslag biedt voor het bestreden besluit gelet op hetgeen eiseres daar tegenin heeft gebracht. Verweerders stelling dat nu is gebleken dat in veel gevallen door studenten valselijk is gehandeld, in alle gevallen kan worden aangenomen dat valselijk is gehandeld, kan niet worden gevolgd. Uit het rapport van de inspectie SZW is niet af te leiden dat eiseres’ naam voorkomt op de lijsten uit de inbeslaggenomen administratie van de werkgever waarop is bijgehouden wie en wanneer € 200,00 heeft betaald.
Verweerder heeft ook niet weersproken dat zich op eerdergenoemd adres een supermarkt bevond waar in de desbetreffende periode arbeid kan zijn verricht. Dat de valselijke werkwijze meerdere (of mogelijk het merendeel) van de studenten gold, zoals in het bestreden besluit is gesteld, wil niet per definitie zeggen dat zij voor alle in de administratie aangetroffen studenten gold. De verklaringen van de boekhouder, zoals verwoord in het rapport van de inspectie SZW, acht de rechtbank onvoldoende voor een andere conclusie. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het onderzoek onzorgvuldig is en de motivering in het bestreden besluit ontoereikend. Het bestreden besluit is in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
6.
Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Verweerder zal zijn stellingen moeten toespitsen op eiseres, en bijvoorbeeld aan de hand van (afschriften) van de lijsten waarop is bijgehouden wie en wanneer € 200,00 heeft betaald dan wel van (afschriften van) ondertekende loonstroken, danwel door middel van hierop toegespitste nadere rapportage van de recherche aannemelijk moeten maken dat eiseres bij de valselijke werkwijze was betrokken. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
7.
Als verweerder geen gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, moet hij dat op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb èn om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk meedelen aan de rechtbank. Als verweerder wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beide gevallen en in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
8.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank
  • stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Lauryssen, rechter, in aanwezigheid van E.A.D. Horn, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2013.
De griffier is buiten staat deze
uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.