In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 20 juni 2013, staat de zaak centraal van een EU-student die in beroep is gegaan tegen een besluit van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De minister had de nationaliteitsgegevens van de eiseres aangepast, wat leidde tot een terugvordering van te veel ontvangen studiefinanciering en een OV-schuld. De rechtbank behandelt de vraag of de eiseres kan worden aangemerkt als migrerend werknemer en dus recht heeft op studiefinanciering volgens de Wet studiefinanciering 2000. De rechtbank oordeelt dat de stelling van de minister, dat in alle gevallen valselijk is gehandeld door studenten, niet kan worden gevolgd. De rechtbank wijst erop dat uit het rapport van de inspectie SZW niet blijkt dat de naam van de eiseres voorkomt op lijsten van inbeslaggenomen administratie, en dat de verklaringen van de boekhouder onvoldoende zijn om de conclusie te rechtvaardigen dat de eiseres betrokken was bij valsheid in geschrifte. De rechtbank stelt de minister in de gelegenheid om het gebrek in het besluit te herstellen, met een termijn van zes weken. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in het bestuursrecht en de noodzaak voor de minister om zijn stellingen te onderbouwen met bewijs.