In deze zaak, behandeld door de kinderrechter te Alkmaar, hebben pleegouders verzocht om de schriftelijke aanwijzing van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (WSJ) van 27 september 2012, die betrekking heeft op de bezoekregeling tussen de moeder en de minderjarige, vervallen te verklaren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat pleegouders geen zelfstandige rechtsingang hebben om bezwaar te maken tegen de aanwijzing, maar dat hun gezinsleven met de minderjarige wel degelijk wordt beïnvloed door deze aanwijzing. De kinderrechter oordeelt dat de pleegouders ontvankelijk zijn in hun verzoek, omdat de wet hen onvoldoende rechtsbescherming biedt, wat in strijd is met de artikelen 6 en 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
De kinderrechter heeft de feiten en standpunten van de betrokken partijen, waaronder de WSJ en de moeder, in overweging genomen. De WSJ heeft de schriftelijke aanwijzing gegeven om de bezoekregeling tussen de moeder en het kind te normaliseren, waarbij de moeder en het kind de kans krijgen om een band op te bouwen. De pleegouders hebben echter bezorgdheid geuit over de impact van de onbegeleide bezoeken op het welzijn van het kind, gezien de eerdere problematische situatie tussen de moeder en hen.
Na beoordeling van de argumenten en de motivering van de WSJ, concludeert de kinderrechter dat de aanwijzing zorgvuldig tot stand is gekomen en voldoende is gemotiveerd. De kinderrechter wijst het verzoek van de pleegouders af, waardoor de schriftelijke aanwijzing van de WSJ in stand blijft. De beslissing is genomen op 19 december 2012, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.