10.Op grond van artikel 5, eerste lid, van de Wko, voor zover hier van belang, heeft een ouder aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten jegens het Rijk, indien het betreft gastouderopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau.
Op grond van artikel 7, eerste lid, van de Wko, zoals dit gold ten tijde hier van belang, is de hoogte van de kinderopvangtoeslag afhankelijk van:
. de draagkracht, en
. de kosten van kinderopvang per kind die worden bepaald door:
1˚ het aantal uren kinderopvang per kind in het berekeningsjaar,
2˚ de voor die kinderopvang te betalen prijs, met inachtneming van het bedrag, bedoeld in het tweede lid, en
3˚ de soort kinderopvang.
Op grond van artikel 52 van de Wko geschiedt kinderopvang op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en de ouder.
Op grond van artikel 11, derde lid, aanhef en onder c, van de Regeling Wko, voor zover hier van belang, bevat de administratie van een gastouderbureau afschriften van alle met de vraagouders overeengekomen schriftelijke overeenkomsten, vermeldende per overeenkomst: de voor de gastouderopvang te betalen prijs per uur en, indien van toepassing, de bemiddelingskosten, naam, geboortedatum, adres, postcode en woonplaats van het kind, het aantal uren gastouderopvang per kind per jaar, evenals de duur van de overeenkomst.
Op grond van artikel 14, eerste lid, van de Awir wordt een tegemoetkoming op aanvraag toegekend door de Belastingdienst.
Op grond van artikel 16, eerste lid, verleent, indien de tegemoetkoming naar verwachting niet binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag zal worden toegekend, de Belastingdienst de belanghebbende een voorschot tot het bedrag waarop de tegemoetkoming vermoedelijk zal worden vastgesteld.
Op grond van artikel 16, vierde lid, van de Awir kan de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot herzien.
Op grond van artikel 18, eerste lid, van de Awir verstrekken een belanghebbende, een partner en een medebewoner de Belastingdienst desgevraagd alle gegevens en inlichtingen die voor de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming van belang kunnen zijn.
Op grond van artikel 18, vierde lid, van de Awir bepaalt de Belastingdienst/Toeslagen, indien niet aan de in de vorige leden genoemde verplichtingen is voldaan, ambtshalve de hoogte van de tegemoetkoming.
11.1In geschil is of verweerder op goede gronden de voorschotberekeningen over de jaren 2009 tot en met 2011 heeft herzien en vastgesteld op nihil. Daartoe is ten eerste van belang het antwoord op de vraag of eiseres voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij voor deze jaren daadwerkelijk kosten heeft gemaakt voor kinderopvang ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Wko. Vervolgens dient te worden bezien of de door eiseres overgelegde overeenkomsten aangaande deze jaren kunnen worden aangemerkt als een schriftelijke overeenkomst als bedoeld in artikel 52 van de Wko.
11.2De rechtbank overweegt dat de kinderopvangtoeslag een tegemoetkoming is in de kosten en dat eiseres dient aan te tonen dat zij de overige kosten, de zogenaamde eigen bijdrage, heeft voldaan. De rechtbank verwijst daarbij naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 22 juni 2011 (te vinden op www.rechtspraak.nl onder LJ-nummer: BQ8833), waarin is overwogen dat uit artikel 18 van de Awir, gelezen in samenhang met artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b – ten tijde hier van belang artikel 5, eerste lid – van de Wko, volgt dat degene die kinderopvangtoeslag ontvangt, moet kunnen aantonen dat hij kosten voor kinderopvang heeft gemaakt en wat de hoogte is van deze kosten.
11.3De rechtbank overweegt dat in de door eiseres overgelegde jaaropgaven over de jaren 2009 tot en met 2011 van het gastouderbureau – overigens heeft eiseres ten aanzien van 2010 twee jaaropgaven overgelegd met een verschillende dagtekening – het totaal van de bureaukosten en de opvangkosten staan vermeld. Hieruit valt echter niet af te leiden dat eiseres die kosten ook daadwerkelijk heeft betaald. Dat geldt ook voor de door eiseres overgelegde urenlijsten, de bankafschriften van de gastouder, de belastingaangiften van de gastouder, de betalingsspecificaties van het gastouderbureau aan de gastouder en de facturen van het gastouderbureau aan eiseres. Hieruit kan enkel worden opgemaakt dat de gastouder bedragen van het gastouderbureau heeft ontvangen. Aldus kan uit deze stukken, ook niet in onderlinge samenhang, worden opgemaakt dat eiseres de vereiste eigen bijdrage aan de gastouder heeft voldaan. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat eiseres onvoldoende heeft aangetoond dat er sprake is geweest van gemaakte kosten voor kinderopvang in de jaren 2009 tot en met 2011. Verweerder was dan ook reeds op deze grond bevoegd het voorschot kinderopvangtoeslag over deze jaren te herzien en op nihil te stellen. Hetgeen eiseres dienaangaande heeft gesteld faalt.
11.4Naar het oordeel van de rechtbank stelt verweerder zich terecht op het standpunt dat de door eiseres overgelegde overeenkomsten voor bemiddeling tussen haar en het gastouderbureau niet voldoen aan de wettelijke vereisten. De overeenkomst ten aanzien van het jaar 2009 bevat geen indicatie van het aantal opvanguren per maand of per jaar, noch het uurtarief, zoals is vereist in artikel 1 van de Regeling Wko. De overeenkomsten ten aanzien van de jaren 2010 en 2011 bevatten evenmin het uurtarief.
Dat door eiseres overeenkomsten zijn overgelegd tussen haar, de gastouder en het gastouderbureau, die wel deze gegevens vermelden, maakt niet dat er sprake is van een overeenkomst als bedoeld in de Wko. Deze laatstbedoelde overeenkomsten dienen een ander doel dan een overeenkomst tussen de vraagouder, te weten eiseres, en een gastouderbureau. Daarbij ontbreekt bij een aantal van de door eiseres overgelegde overeenkomsten tussen haar, de gastouder en het gastouderbureau de ondertekening. Volgens vaste rechtspraak is in dat geval al geen sprake van een overeenkomst.
11.5De stelling van eiseres dat verweerder niet specifiek heeft aangegeven op welke punten de door haar overgelegde overeenkomsten niet voldoen, maakt bovenstaand oordeel niet anders. Uit het bestreden besluit blijkt voldoende duidelijk aan welke vereisten de overeenkomst tussen eiseres en het gastouderbureau moet voldoen. Het is dan voor eiseres op eenvoudige wijze na te gaan wat ontbreekt in de door haar overgelegde overeenkomsten. Daarbij ligt het op de weg van een aanvrager om na te gaan welke vereisten gelden om in aanmerking te komen voor een kinderopvangtoeslag. Dat eiseres dat niet (tijdig) is nagegaan, dient voor haar rekening en risico te blijven.
11.6De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat verweerder op goede gronden het voorschot kinderopvangtoeslag voor de jaren 2009 tot en met 2011 heeft herzien en op nihil heeft gesteld. In zoverre kan het bestreden besluit daarom in stand blijven.