In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 27 juni 2013, gaat het om de waardering van een recreatieterrein voor de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De eisers, [naam 1] B.V. en [naam 2] B.V., hebben bezwaar gemaakt tegen de WOZ-waarde die door de heffingsambtenaar van de gemeente Texel was vastgesteld op € 7.386.000 voor het belastingjaar 2009, met als waardepeildatum 1 januari 2008. De eisers stelden dat de waarde van het object, dat bestaat uit een perceel grond met vakantiewoningen en andere faciliteiten, op € 3.243.946 moest worden vastgesteld, gebaseerd op de exploitatiemogelijkheden van het terrein.
De rechtbank oordeelt dat de waardering van het recreatieterrein moet plaatsvinden op basis van de waarde in het economisch verkeer, zoals beschreven in de Wet WOZ. De rechtbank wijst de toepassing van de uitpondingswaarde af, omdat dit zou betekenen dat de vakantiewoningen zowel in de bedrijfswaarde als afzonderlijk in de waardebepaling worden betrokken, wat niet in overeenstemming is met de wet. De rechtbank concludeert dat de WOZ-waarde van het object moet worden vastgesteld op € 3.243.946, en vernietigt de eerdere uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar.
De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat de voorgestelde WOZ-waarde te hoog is. De beroepen van de eisers zijn gegrond verklaard, en de rechtbank heeft de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van de eisers. De uitspraak is openbaar gemaakt op 27 juni 2013, en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om binnen zes weken hoger beroep aan te tekenen bij het gerechtshof te Amsterdam.