In deze zaak heeft eiser X, een ondernemer in de composiet jachtbouw, een vordering ingesteld tegen de gemeente Drechterland wegens schadevergoeding. De aanleiding voor de vordering was een last onder dwangsom die de gemeente op 1 juni 2006 aan X had opgelegd, welke later onrechtmatig werd verklaard door de rechtbank. X had zijn activiteiten verplaatst naar een andere locatie terwijl hij een bezwaarprocedure tegen de last onder dwangsom aanhangig had gemaakt. De gemeente herroept uiteindelijk de last, maar X stelt dat hij schade heeft geleden door de onrechtmatige besluitvorming van de gemeente en vordert een schadevergoeding van € 65.517,14.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld door de last onder dwangsom op te leggen. Echter, de rechtbank oordeelt dat de vordering van X tot schadevergoeding wordt afgewezen. De rechtbank overweegt dat X, door een schorsing van de last onder dwangsom te verkrijgen, niet had hoeven te verhuizen en dat de kosten die hij heeft gemaakt in verband met de verhuizing niet aan de gemeente kunnen worden toegerekend. X had ervoor gekozen om de uitkomst van de bezwaarprocedure niet af te wachten, wat betekent dat de gemaakte kosten niet op de gemeente kunnen worden afgewenteld.
De rechtbank wijst de vorderingen van X af en veroordeelt hem in de proceskosten, die aan de zijde van de gemeente tot op heden zijn begroot op € 3.577,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 12 juni 2013.