Uitspraak
Ontstaan en loop van het geding
2.Tussen partijen vaststaande feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
- welke volgens de procedure van het Comité worden vastgesteld;
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 16 mei 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen [X] B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst/Douane. Eiser, [X] B.V., had een verzoek ingediend om terugbetaling van douanerechten ter hoogte van € 4.568,04, dat door verweerder was afgewezen. De rechtbank heeft de feiten en de procedure in detail onderzocht, waarbij verweerder in eerste instantie op 29 mei 2012 het verzoek om terugbetaling afwees en dit besluit later bevestigde in een uitspraak op bezwaar op 11 september 2012. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, wat leidde tot een zitting op 4 april 2013.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de douanerechten zijn betaald naar aanleiding van een aangifte ten invoer van goederen, die door eiseres als nieuwe luchtbanden van rubber waren aangegeven. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, die stelde dat de goederen verkeerd waren geleverd en dat de douaneaangifte ongeldig gemaakt moest worden, niet kunnen volgen. De rechtbank concludeerde dat de aangifte ten invoer niet op grond van de aangevoerde redenen ongeldig kon worden verklaard. Eiseres heeft niet aangetoond dat de goederen niet in overeenstemming waren met de contractuele bepalingen, noch dat de goederen daadwerkelijk zijn uitgevoerd naar Zuid-Afrika, zoals door haar gesteld.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat eiseres geen recht had op terugbetaling van de douanerechten, omdat niet voldaan was aan de voorwaarden van de relevante douanewetgeving. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en legde geen proceskostenveroordeling op. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te Amsterdam.