In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 24 april 2013 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de man tot vervangende toestemming voor de erkenning van zijn minderjarige kind, geboren in Alkmaar. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.D. Mensing van Charante, verzocht om erkenning van het kind, terwijl de vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.J.C. Engels, zich verzet tegen dit verzoek. De vrouw betwistte de affectieve relatie tussen partijen en voerde aan dat erkenning schadelijk zou zijn voor de minderjarige en haar eigen belangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man de verwekker is van het kind en dat de vrouw de Britse nationaliteit heeft, waardoor het Engelse recht van toepassing is op de erkenning. De rechtbank oordeelde dat de man ontvankelijk is in zijn verzoek en dat de erkenning niet in strijd is met de belangen van het kind of de vrouw. De rechtbank verleende de man vervangende toestemming tot erkenning van de minderjarige, omdat de erkenning in het belang van het kind is en er geen reële risico's zijn voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind. Daarnaast heeft de rechtbank de behandeling van de omgangsregeling aangehouden in afwachting van een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, om te onderzoeken welke omgangsregeling het meest in het belang van het kind is. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de behandeling van de zaak met betrekking tot de omgang is pro forma aangehouden tot 7 augustus 2013.