In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 april 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een logistiek dienstverlener (eiseres) en de inspecteur van de Belastingdienst/Douane (verweerder) over de oplegging van een uitnodiging tot betaling (utb) voor douanerechten, accijns en omzetbelasting. De eiseres had een zending rum onder de regeling extern communautair douanevervoer geplaatst, maar er ontstond onduidelijkheid over de ontvangst van de zending en het bijbehorende begeleidingsdocument T1. Verweerder handhaafde de utb, omdat de zending niet op de juiste wijze was beëindigd en de douaneautoriteiten niet in staat waren om de nodige controles uit te voeren. De rechtbank oordeelde dat de douaneschuld terecht was ontstaan, omdat de goederen aan het douanetoezicht waren onttrokken. De rechtbank benadrukte dat het ontbreken van bewijs over de ontvangst van het begeleidingsdocument T1 voor risico van eiseres kwam, aangezien zij als toegelaten afzender de mogelijkheid had om een ontvangstbewijs te verzoeken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van verweerder.