Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
M. [gedaagde]
De procedure
De feiten
heeft met het indienen van een opt-outverklaring aangegeven af te zien van toepassing van de zogenoemde Duisenberg-regeling, waarna Dexia haar vordering op [gedaagde] is gaan berekenen op de voet van jurisprudentie die inzake overeenkomsten van aandelenlease is gewezen. Daarbij heeft Dexia erkend dat zij in dit geval jegens [gedaagde] haar zorgplicht heeft geschonden. Zij heeft aanvankelijk het standpunt ingenomen dat zij tweederde deel van de eindafrekeningen voor haar rekening dient te nemen, zodat voor haar jegens [gedaagde] nog eenderde deel te vorderen resteerde van € 6.496,01 vermeerderd met rente.
Nadat [gedaagde] bij antwoord onder overlegging van stukken informatie had gegeven over haar financiële positie in 2001, heeft Dexia erkend dat de effectenlease-overeenkomst een onaanvaardbare zware last op [gedaagde] heeft gelegd. Naast de tweederde vergoeding op de restschuld heeft [gedaagde] ook recht op vergoeding van tweederde deel van de inleg (de door [gedaagde] betaalde termijnen en rente), hetgeen volgens de berekening van Dexia leidt tot een restant schuld van [gedaagde] van € 1.721,94.
De vordering
Niet alleen dient [gedaagde] de restschuld van € 1.721,94 nog te voldoen, maar ook de rente nu zij met de tijdige betaling in verzuim is geraakt. Ook zal zij de incassokosten aan Dexia moeten vergoeden. Dexia heeft al vanaf 2009 getracht om het geschil buitengerechtelijk af te wikkelen en incassogemachtigde Zettel heeft meerdere brieven aan [gedaagde] gestuurd, zonder dat [gedaagde] daarop heeft gereageerd. Eerst in de loop van deze procedure heeft [gedaagde] Dexia de gegevens verschaft die konden leiden en nu ook hebben geleid tot toekenning van een vergoeding van een deel van de inleg en daarmee tot vermindering van de vordering. Aldus steeds Dexia.
Het verweer
Subsidiair stelt zij zich op het standpunt dat haar geen eigen schuld dient te worden toegerekend, althans dat de toerekening van de schuld conform de Hofformule onvoldoende rekening houdt met haar persoonlijke en bijzondere omstandigheden. Toen zij de overeenkomst sloot was zij net vijf jaar in Nederland en zij de beheerste de Nederlandse taal matig. In Ghana had zij slechts de vakopleiding als naaister gevolgd. In Nederland werkte ze in meerdere baantjes als kamermeisje om de eindjes aan elkaar te knopen. Ze had gereageerd op een actie-flyer van Dexia en een kennis om hulp gevraagd, die haar had geadviseerd de overeenkomst te sluiten.
[gedaagde] betwist verder de verschuldigdheid (en de hoogte) van een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. [gedaagde] heeft zelf kosten moeten maken om de schade en aansprakelijkheid te laten vaststellen en de schade nog te beperken. Aanvankelijk had Dexia op veel hogere door [gedaagde] te betalen bedragen ingezet. Aldus steeds [gedaagde].
De beoordeling
Uit de bewoordingen van de tussen [gedaagde] en Dexia gesloten overeenkomst was voldoende duidelijk kenbaar dat deze voorzag in het verstrekken door Dexia van een geldlening, dat het geleende bedrag zou worden belegd in drie pakketten met aandelen voor een aangegeven prijs, dat [gedaagde] over dit bedrag rente was verschuldigd en dat het geleende bedrag moest worden terugbetaald ongeacht de waarde van de aandelen op het tijdstip van verkoop daarvan.
Dit alles had voor [gedaagde] in ieder geval kenbaar moeten zijn indien zij zich, al dan niet door middel van het vragen van nadere uitleg over de precieze inhoud daarvan, redelijke inspanningen zou hebben getroost om het in de overeenkomsten bepaalde te begrijpen alvorens deze aan te gaan, zoals van haar mocht worden verwacht nu [gedaagde] ten tijde van het sluiten van de overeenkomst nog maar enkele jaren in Nederland was en de Nederlandse taal maar matig beheerste.
Het vorenstaande brengt mee dat ervan moet worden uitgegaan dat [gedaagde] de overeenkomst is aangegaan terwijl zij hetzij bekend was met de zojuist genoemde eigenschappen van de overeenkomsten, hetzij heeft nagelaten zich redelijke inspanningen te getroosten om het daarin bepaalde te begrijpen alvorens de overeenkomst aan te gaan. Het beroep op dwaling wordt dan ook verworpen.