ECLI:NL:RBNHO:2013:2192

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 maart 2013
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
420888 - CV EXPL 12-5869
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling na verkoop van auto in het kader van schuldenproblematiek

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 27 maart 2013 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiser en twee gedaagden. De eiser, die te maken had met schuldenproblematiek, had een budgetbeheerovereenkomst gesloten met de gedaagden, die hem financieel begeleidden. In het kader van deze overeenkomst heeft de eiser op 28 april 2010 een auto, een Peugeot 407, verkocht aan de eerste gedaagde, met de afspraak dat de eiser de auto binnen zes maanden terug kon kopen. De eiser ontving een bedrag van € 1.000 van de gedaagden, dat hij kon gebruiken om zijn schulden af te lossen. Echter, de gedaagden hebben de eiser niet het afgesproken bedrag van € 2.300 betaald, ondanks herhaalde aanmaningen.

De eiser vorderde betaling van dit bedrag, inclusief rente en incassokosten. De tweede gedaagde voerde verweer, terwijl de eerste gedaagde een deel van de vordering erkende, maar ook tegenvorderingen indiende. De kantonrechter oordeelde dat de tweede gedaagde geen auto had gekocht en wees de vordering tegen hem af. Wat betreft de eerste gedaagde, oordeelde de kantonrechter dat de gedaagde niet kon bewijzen dat de tweede reparatie van de auto was goedgekeurd door de eiser, en dat de gedaagde niet had voldaan aan zijn verplichtingen. De kantonrechter heeft de vordering van de eiser tegen de eerste gedaagde toegewezen en de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en proceskosten. De vordering tegen de tweede gedaagde werd afgewezen, en de eiser werd veroordeeld in de proceskosten van de tweede gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknummer/rolnummer: 420888 \ CV EXPL 12-5869 (PA)
Uitspraakdatum: 27 maart 2013
Vonnis in de zaak van:
[naam eiser]wonende te [plaats]
eisende partij
verder ook te noemen:[eiser]
gemachtigde: IntoCash te Rotterdam
tegen

1.[naam gedaagde sub 1]wonende te [adres sub 1]

gedaagde partij
verder ook te noemen: [gedaagde sub 1]
procederend in persoon

2.[naam gedaagde sub 2]wonende te [adres sub 2]

gedaagde partij
verder ook te noemen: [gedaagde sub 2]
procederend in persoon.
Het procesverloop
[eisende partij] heeft bij dagvaarding van 17 oktober 2012 een vordering jegens [gedaagde sub 1] ingesteld en bij dagvaarding van 18 oktober 2012 heeft[eiser] een vordering jegens [gedaagde sub 2] ingesteld. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben afzonderlijk schriftelijk geantwoord. Na beraad heeft de kantonrechter bij vonnis van 21 november 2011 een verschijning van partijen ter terechtzitting bevolen. Die zitting heeft plaatsgevonden op 29 januari 2013, waar[eiser] in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. E.C.Y. Cheung, en waar [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in persoon zijn verschenen. Beide partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht.
Vervolgens is vandaag uitspraak bepaald.
De feiten
1.1.
De kantonrechter neemt de volgende feiten als vaststaand aan, omdat deze door de ene partij zijn gesteld en door de andere partij niet of niet voldoende zijn betwist.
1.2.
[eisende partij] heeft met [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] een budgetbeheerovereenkomst gesloten, waarbij[eiser] door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] financieel werd begeleid bij het oplossen van schuldenproblematiek.
1.3.
In verband met een schuld van[eiser] – van ongeveer € 350,00 – is, op enig moment in 2010, een openbare verkoop aangekondigd.[eiser] beschikte niet over (voldoende) geld om deze te voorkomen.
1.4.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben[eiser] een voorstel gedaan inhoudende dat zij de auto van[eiser] zouden “overnemen” (in pand zouden nemen/kopen) en daarbij[eiser] een bedrag van € 1.000 ter beschikking te stellen waarvan[eiser] de schuld kon aflossen en ook nog wat over had.
1.5.
[eisende partij] heeft aldus, op 28 april 2010, aan [gedaagde sub 1] een auto, een Peugeot 407, verkocht en geleverd en een bedrag van € 1000,- van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ontvangen. In de schriftelijke koopovereenkomst is onder meer opgenomen dat[eiser] het recht heeft de auto binnen zes maanden terug te kopen en dat indien daarvan geen gebruik wordt gemaakt de auto zal worden overgenomen tegen de dagwaarde (minus € 1.000,-) en voorts:

Artikel 6De auto is voor risico van koper op de datum van overdracht. Koper zal de auto verzekeren en de wegenbelasting voldoen.
(…)
Artikel 9Er is geen garantieperiode na acceptatiedatum. Koper zal zonder uitstel en voor rekening van verkoper alle gebreken herstellen die benodigd zijn voor het goed laten functioneren van de auto. Koper dient verkoper hiervan van te voren schriftelijk op de hoogte te stellen en verkoper dient hiermee schriftelijk akkoord te gaan (…)
1.6.
In augustus 2011 is tussen partijen gesproken over de definitieve overname van de auto, waarbij uitgangspunt was de dagwaarde van € 3.850,-, waarop in mindering strekte het bedrag van € 1.000,- dat aan[eiser] beschikbaar was gesteld alsmede een bedrag van € 507,65 voor een vooraf aan[eiser] voorgelegde en door haar goedgekeurde reparatie van de auto, zodat resteerde € 2.300,- (afgerond).
1.7.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben ondanks aanmaningen niets aan[eiser] voldaan.
Het geschil
2.1.
[eisende partij] vordert betaling van een bedrag van € 2.300,-- van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. Ook vordert[eiser] betaling van rente en incassokosten.[eiser]
baseert haar vordering mede op de hiervoor weergegeven vaststaande feiten en omstandigheden.[eiser] maakt aanspraak op een bedrag ad € 363,- aan buitengerechtelijke incassokosten en € 94,34 aan wettelijke rente, berekend tot 11 oktober 2012.
2.2.
[gedaagde sub 2] heeft verweer gevoerd, waarop – voor zover van belang – nader bij de beoordeling
van het geschil zal worden ingegaan.
2.3.
[gedaagde sub 1] heeft een deel van de vordering, groot € 786,18 erkend, welk deel niet is voldaan aan[eiser]. Volgens [gedaagde sub 1] dient op de koopsom in mindering te strekken, naast de reeds door[eiser] in mindering gebrachte € 1000,- en de kosten van een reparatie van € 507,65, een tweede reparatie van € 917,17 alsmede een vordering die [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] op[eiser] hebben in verband met verrichte werkzaamheden budgetbeheer ten bedrage van € 585,-. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] wensen deze bedragen te verrekenen.
De beoordeling
3.1.
Ten aanzien van de vordering jegens [gedaagde sub 2] overweegt de kantonrechter als volgt.
3.2.
[gedaagde sub 2] heeft aangevoerd dat hij geen auto heeft gekocht van[eiser], hetgeen ook is komen vast te staan. Nu de vordering (een deel van) de koopprijs betreft, moet de vordering tegen [gedaagde sub 2] worden afgewezen.
3.3.
[eisende partij] dient te worden veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde sub 2].
3.4.
Ten aanzien van de vordering jegens [gedaagde sub 1] overweegt de kantonrechter als volgt.
3.5.
Voldoende gebleken is dat de tweede reparatie niet vooraf aan[eiser] is voorgelegd en niet door haar is goedgekeurd, hetgeen volgens de tussen partijen op schrift gestelde overeenkomst wel had gemoeten. De door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] gestelde mondelinge goedkeuring is daarentegen, nu dit door[eiser] wordt betwist en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] geen bewijs daarvan hebben aangeboden, niet komen vast te staan.
Gelet hierop kan het bedrag van de tweede reparatie niet in mindering worden gebracht op de vordering. Dit is ook overigens niet onredelijk nu [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ruim een jaar van de auto gebruik konden maken, zonder dat hiervoor een vergoeding is betaald door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2].
3.6.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] wensen voorts nog een bedrag van € 585,- ten behoeve van budgetbeheerswerkzaamheden te verrekenen. Voldoende is komen vast te staan dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hiervoor nimmer een factuur hebben gestuurd, zodat de gestelde vordering (nog) niet opeisbaar is. Daarnaast zou een dergelijke vordering, die blijkbaar eigendom is van De Budgetteer, ook niet voor verrekening in aanmerking komen, nu de onderhavige vordering ziet op de nakoming van een koopovereenkomst tussen[eiser] en gedaagde [gedaagde sub 1].
3.7.
Het bovenstaande betekent dat de vordering tegen [gedaagde sub 1] zal worden toegewezen, inclusief de vervallen rente.
3.8.
Nu[eiser] er in redelijkheid toe kon besluiten haar vordering uit handen te geven, dient [gedaagde sub 1] ook buitengerechtelijke incassokosten te betalen.
3.9.
Ten overvloede wordt nog opgemerkt dat het kopen van de auto van[eiser] – iemand die vanwege schuldenproblematiek hulp heeft gezocht bij [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], nota bene professionals – misbruik van omstandigheden oplevert.
3.10.
De uitslag van de procedure brengt mee dat de proceskosten voor rekening van [gedaagde sub 1] komen.
De beslissing
De kantonrechter:
Veroordeelt [gedaagde sub 1] om aan[eiser] te betalen een bedrag van € 2.757,34, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.300,00 vanaf 11 oktober 2012 tot de dag van betaling.
Veroordeelt [gedaagde sub 1] in de proceskosten, die tot heden voor[eiser] worden vastgesteld op een bedrag van € 666,10 (€ 109,10 aan dagvaardingskosten, € 207,00 aan griffierecht en een bedrag van € 350,00 voor salaris van de gemachtigde van[eiser]).
Verklaart deze veroordeling(en) uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Wijst de vorderingen jegens [gedaagde sub 2] af.
Veroordeelt[eiser] in de proceskosten, die tot heden voor [gedaagde sub 2] worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. van der Heijden, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en op 27 maart 2013 in het openbaar uitgesproken.
De griffier
De kantonrechter