ECLI:NL:RBNHO:2013:2017

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 maart 2013
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
420389 CV EXPL 12-4335 en 420754 CV EXPL 12-4391
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Te late opzegging lidmaatschap vereniging van eigenaren

In deze zaak heeft de coöperatie Coöperatief Bungalowpark Het Grootslag U.A. (hierna: Het Grootslag) vorderingen ingesteld tegen de gedaagden, die lid zijn geweest van de coöperatie. Het Grootslag vordert betaling van achterstallige exploitatiebijdragen over de jaren 2009, 2010 en 2012, alsook boetes en rente. De gedaagden hebben hun lidmaatschap per 31 december 2011 opgezegd, maar Het Grootslag stelt dat deze opzegging niet geldig is omdat de wettelijke opzegtermijn niet in acht is genomen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de opzegging niet tijdig was en dat de gedaagden dus nog als leden moeten worden aangemerkt voor het jaar 2012. De rechter oordeelt dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de betaling van de exploitatiebijdragen, inclusief de kosten die Het Grootslag heeft gemaakt in verband met de failliete rechtspersoon Facilitairbedrijf Andijk B.V. (FbA), waarvan Het Grootslag hoofdelijk aansprakelijk was. De kantonrechter heeft de boete gematigd, maar de gedaagden zijn veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen, inclusief rente en buitengerechtelijke kosten. De proceskosten worden toegewezen aan Het Grootslag in de eerste zaak, terwijl in de tweede zaak de proceskosten door beide partijen worden gedragen. De uitspraak is gedaan op 11 maart 2013.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Hoorn
Zaaknr/rolnr.: 420389 CV EXPL 12-4335 en 420754 CV EXPL 12-4391
Uitspraakdatum: 11 maart 2013

Vonnis in de zaak van:

de coöperatie Coöperatief Bungalowpark Het Grootslag U.A., gevestigd te Andijk

eisende partij
verder ook te noemen: Het Grootslag
gemachtigde: Kerckhoffs & Lasonder, gerechtsdeurwaarders te Hoorn
tegen
[naam ged.1]en
[naam ged.2], beiden wonende te [adres],
gedaagde partijen
verder gezamenlijk te noemen: [gedaagden tezamen], en afzonderlijk te noemen: [gedaagde sub1] en[gedaagde sub 2]
procederend in persoon.

Het procesverloop

1.
Het Grootslag heeft bij dagvaardingen van 23 oktober 2012 een vordering ingesteld. [gedaagden tezamen] hebben schriftelijk geantwoord. Na beraad heeft de kantonrechter bij vonnis van 17 december 2012 een verschijning van partijen ter terechtzitting bevolen. Die zitting heeft plaatsgevonden op 8 februari 2013, waar voor Het Grootslag is verschenen [A], bestuurslid, vergezeld door[B], accountant, bijgestaan door mr. M.G. Lasonder, en waar voor [gedaagden tezamen] [naam gedaagde 1] is verschenen, bijgestaan door[C] en [D]. Met het oog op de zitting heeft Het Grootslag bij brieven van 1 februari 2013 en 4 februari 2013 nog stukken ingezonden. [gedaagden tezamen] hebben een aanvullende conclusie van antwoord ingezonden en ter zitting nog stukken overgelegd. Vervolgens is vandaag uitspraak bepaald.

De feiten

2.
Het Grootslag is een coöperatieve vereniging die ten behoeve van haar leden een bedrijf uitoefent in de vorm van vakantiedorp “Het Grootslag” aan de Proefpolder 4 te Andijk.
3.
Op het vakantiedorp “Het Grootslag” zijn recreatiewoningen gelegen.
4.
[gedaagden tezamen] zijn eigenaar van een aantal recreatiewoningen op het vakantiedorp, althans eigenaar van het beperkt zakelijk recht van ondererfpacht, met de nummers [nummers].
5.
[gedaagden tezamen] zijn lid (geweest) van de coöperatieve vereniging Het Grootslag.

Het geschil

in de zaak 420389 CV EXPL 12-4335
6.
Het Grootslag vordert, na vermindering en wijziging van eis, dat [namen gedaagden] hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 7.130,89. Daarbij stelt Het Grootslag – kort weergegeven – dat [gedaagden tezamen] op grond van de statuten van Het Grootslag over het jaar 2009 en 2010 een bijdrage verschuldigd zijn in de exploitatie van de coöperatie tot een bedrag van € 1.467,42. Daarvoor heeft Het Grootslag verschillende facturen gestuurd aan [gedaagden tezamen] die niet zijn betaald. Verder stelt Het Grootslag dat [gedaagden tezamen] wegens te late betaling op grond van het huishoudelijk reglement een boete moeten betalen van
€ 4.320,00. Daarnaast vordert Het Grootslag € 980,47 aan rente en € 363,00 aan buitengerechtelijke incassokosten.
7.
[gedaagden tezamen] hebben aangevoerd – samengevat – dat de facturen van Het Grootslag onjuist zijn. [gedaagden tezamen] hebben erop gewezen dat de facturen van Het Grootslag mede betrekking hebben op het feit dat Het Grootslag in haar exploitatierekening over het jaar 2009 en 2010 een aanzienlijke kostenpost heeft opgenomen, bestaande uit het verlies dat de inmiddels failliete rechtspersoon Facilitairbedrijf Andijk B.V. (hierna: FbA) heeft geleden. Volgens [gedaagden tezamen] worden zij als leden daarmee feitelijk aansprakelijk gesteld voor schulden van een rechtspersoon waarmee zij niets van doen hebben. Onder verwijzing naar artikel 9 van de statuten van Het Grootslag stellen [gedaagden tezamen] dat zij niet aansprakelijk kunnen worden gehouden voor schulden uit een verbintenis van Het Grootslag en dus ook niet voor een schuld van FbA. Verder menen [gedaagden tezamen] dat ook onduidelijk is op welke wijze de verliezen van FbA zijn verwerkt in de exploitatierekening van Het Grootslag. Daarnaast voeren [gedaagden tezamen] aan dat de dienstverlening van Het Grootslag ernstig tekort schiet, zodat ook om die reden de betaling van de facturen achterwege kan blijven. Ten slotte stellen [gedaagden tezamen] dat de gevorderde boete naast de gevorderde rente onredelijk en onterecht is.
in de zaak 420754 CV EXPL 12-4391
8.
Het Grootslag vordert dat [namen gedaagden] hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 9.007,56. Daarbij stelt Het Grootslag – kort weergegeven – dat [gedaagden tezamen] op grond van de statuten van Het Grootslag over het jaar 2012 een bijdrage verschuldigd zijn in de exploitatie van de coöperatie. Daarvoor heeft Het Grootslag verschillende facturen gestuurd aan [gedaagden tezamen] die niet zijn betaald. Van de vordering van Het Grootslag maakt deelt uit een bedrag van € 368,34 aan rente en € 952,00 aan buitengerechtelijke incassokosten.
9.
[gedaagden tezamen] hebben aangevoerd – samengevat – dat de facturen van Het Grootslag onjuist zijn. [gedaagden tezamen] hebben erop gewezen dat zij bij brief van 20 december 2011 hun lidmaatschap van Het Grootslag hebben opgezegd per 31 december 2011, zodat zij over het jaar 2012 geen lid mee zijn van Het Grootslag. Nu de facturen van Het Grootslag ervan uitgaan dat zij over het jaar 2012 nog lid zijn, deugen die facturen niet, aldus [gedaagden tezamen] Verder stellen [gedaagden tezamen] dat de facturen overgelegd bij dagvaarding niet de facturen zijn die aan hen gestuurd zijn. Ten slotte stellen [gedaagden tezamen] dat de gevorderde boete naast de gevorderde rente onredelijk en onterecht is.

De beoordeling

in de zaak 420389 CV EXPL 12-4335
10.
In deze zaak gaat het in de eerste plaats om de vraag of [gedaagden tezamen] de gevorderde exploitatiebijdrage over het jaar 2009 en 2010 moeten betalen. Daarbij spitst het geschil zich toe op de vraag of [gedaagden tezamen] kunnen worden gehouden om in dat kader ook bij te dragen in de kostenpost die Het Grootslag in de exploitatierekening heeft opgenomen met betrekking tot een schuld van FbA. Daarover wordt het volgende overwogen.
11.
Niet in geschil is dat er in het verleden een samenwerkingsverband is geweest tussen Het Grootslag en FbA, waarbij FbA onder meer ten behoeve van Het Grootslag het beheer voerde over het vakantiedorp en de verhuur van recreatiewoningen regelde. In 2006 is dit samenwerkingsverband beëindigd. Op 27 oktober 2009 is FbA failliet verklaard.
12.
Gelet op de verklaringen van de accountant van Het Grootslag van 17 april 2009 en 1 februari 2013, en het eindfaillissementsverslag van 8 juli 2010 van de curator van FbA, neemt de kantonrechter als vaststaand aan dat Het Grootslag enig aandeelhouder en daarmee eigenaar van FbA was, en als zodanig ook de volledige zeggenschap had over FbA. Uit die stukken blijkt ook dat FbA na 2005 verliezen heeft geleden die ertoe hebben geleid dat een schuld uit een rekening-courant krediet van FbA bij de Rabobank is opgelopen tot een bedrag van ruim € 400.000,00 in 2009. Niet betwist is de stelling van Het Grootslag dat zij tegenover de Rabobank hoofdelijk aansprakelijk was voor de schuld uit het rekening-courant krediet van FbA bij de Rabobank. Dit blijkt ook uit eerdergenoemde verklaringen van de accountant. Blijkens die verklaringen heeft Het Grootslag vanwege haar hoofdelijke aansprakelijkheid de schuld van FbA moeten overnemen, zodat die ook in de exploitatierekening van Het Grootslag moest worden opgenomen. Dat betekent dat de leden van Het Grootslag via hun exploitatiebijdrage mede de last dragen van de schuld van het FbA. Blijkens de toelichting van de accountant was er geen andere oplossing, omdat verhoging van het bestaande krediet bij de Rabobank niet meer mogelijk was, en omdat de Rabobank ter invordering van de schuld van FbA het recht van hypotheek kon uitoefenen over de panden en het zwembad van Het Grootslag, door middel van verkoop daarvan, waardoor exploitatie van het vakantiedorp “Het Grootslag” onmogelijk zou worden. De juistheid van deze toelichting is door [gedaagden tezamen] niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist.
13.
Verder stelt de kantonrechter vast dat de ledenvergadering van Het Grootslag blijkens de notulen van de vergadering van 24 april 2010 heeft ingestemd met vaststelling van de exploitatierekening van 2009, waarvan blijkens die notulen ook deel uitmaakt het besluit van Het Grootslag om de verliezen van FbA in de exploitatierekening op te nemen, omdat Het Grootslag hoofdelijk aansprakelijk was voor de schuld van FbA. Niet gesteld of gebleken is dat dit besluit van de ledenvergadering nietig of vernietigbaar is.
14.
Gezien genoemd besluit van de ledenvergadering van 24 april 2010 zijn [gedaagden tezamen] gehouden om de door Het Grootslag gevorderde exploitatiebijdrage te betalen, ook waar die bijdrage ziet op het feit dat Het Grootslag de schuld van FbA heeft overgenomen. De ledenvergadering heeft immers ingestemd met het besluit om de schuld van FbA in de exploitatierekening van 2009 op te nemen en heeft die exploitatierekening goedgekeurd. Daaruit volgt ook dat de leden van Het Grootslag, waaronder [gedaagden tezamen], op basis daarvan en op grond van artikel 8 van de statuten van Het Grootslag hun bijdrage in de exploitatie moeten leveren, inclusief de schuld van FbA. Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat gelet op de hoofdelijke aansprakelijkheid van Het Grootslag voor de schuld van FbA en genoemde toelichting van de accountant ook niet valt in te zien dat Het Grootslag een andere mogelijkheid had dan het opnemen van de schuld van FbA in haar exploitatierekening.
15.
Het beroep van [gedaagden tezamen] op artikel 9 van de statuten van Het Grootslag gaat niet op. Volgens dit artikel is elke aansprakelijkheid van de leden voor verbintenissen van de coöperatie uitgesloten. Dit artikel brengt alleen mee dat leden, waaronder [gedaagden tezamen], tegenover de Rabobank niet aansprakelijk zijn voor schulden van Het Grootslag en FbA, en door de Rabobank daarvoor dus niet rechtstreeks kunnen worden aangesproken. Dat artikel betekent echter niet dat de leden geen exploitatiebijdrage zouden hoeven leveren voor een schuld van Het Grootslag bij de Rabobank indien de ledenvergadering daartoe een besluit heeft genomen, zoals in dit geval.
16.
De conclusie van het voorgaande is dat het verweer van [gedaagden tezamen] niet opgaat en dat zij gehouden zijn om de facturen waarvan Het Grootslag nog betaling vordert, te voldoen.
17.
Voor zover [gedaagden tezamen] aanvoeren dat de dienstverlening van Het Grootslag ernstig tekort schiet en dat zij de facturen ook daarom niet hoeven te betalen, kunnen zij daarin niet worden gevolgd. Het verweer van [gedaagden tezamen] komt neer op een beroep op opschorting of verrekening. Het beroep op opschorting is onvoldoende gemotiveerd en onderbouwd, en met name is onvoldoende gesteld dat [gedaagden tezamen] een opeisbare vordering jegens Het Grootslag hebben die een zodanige samenhang heeft met de verplichting tot betaling van de exploitatiebijdrage dat opschorting gerechtvaardigd is. Het beroep op verrekening wordt verworpen met toepassing van artikel 136 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), omdat de gegrondheid van dit beroep niet op eenvoudige wijze is vast te stellen.
18.
Wat betreft de gevorderde boete van € 4.320,00 overweegt de kantonrechter dat deze boete op grond van artikel 13 van het huishoudelijk reglement van Het Grootslag in beginsel ook moet worden betaald door [gedaagden tezamen]. Volgens dat artikel is voor iedere factuur die niet binnen de gestelde termijn wordt betaald een bedrag aan administratiekosten verschuldigd van € 10,00 per maand. Vast staat dat [gedaagden tezamen] eerdergenoemde facturen niet binnen de daarbij aangegeven termijn hebben betaald. Echter, met [gedaagden tezamen] is de kantonrechter van oordeel dat de toepassing van het boetebeding van artikel 13 in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. Met toepassing van artikel 94 van Boek 6 BW zal de kantonrechter de boete daarom matigen, omdat de billijkheid dit klaarblijkelijk eist. Daarbij neemt de kantonrechter mede in aanmerking dat het boetebeding één bedrag bevat voor sterk uiteenlopende factuurbedragen, dat het boetebedrag in verhouding tot het bedrag van de facturen onevenredig hoog is, en dat niet is gebleken dat Het Grootslag naast de hierna toe te wijzen rente nog nadere schade lijdt doordat de facturen niet tijdig worden betaald. De boete zal daarom worden gematigd tot 10%, te weten een bedrag van € 432,00.
19.
De gevorderde wettelijke rente van € 980,47 tot en met 31 januari 2013 wordt toegewezen, omdat de verschuldigdheid en hoogte daarvan niet zijn betwist. Dat [gedaagden tezamen] ook worden veroordeeld tot betaling van genoemde boete, doet aan de verschuldigdheid van die wettelijke rente niet af. De rente is immers verschuldigd op grond van artikel 119 van Boek 6 BW, de boete op grond van artikel 13 van het huishoudelijk reglement. Overigens is de boete al gematigd vanwege de verschuldigdheid van rente.
20.
[gedaagden tezamen] moeten ook de buitengerechtelijke incassokosten betalen. De door Het Grootslag gestelde buitengerechtelijke werkzaamheden – in ieder geval bestaande uit verschillende brieven van de gemachtigde van Het Grootslag – blijken uit de stukken en rechtvaardigen de gevorderde vergoeding van € 363,00.
21.
[gedaagden tezamen] zullen dus worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.467,42 aan exploitatiebijdrage, € 432,00 aan boete, € 980,47 aan rente en € 363,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, in totaal dus € 3.242,89.
23.
Nu [gedaagden tezamen] ongelijk krijgen, moeten zij de proceskosten van Het Grootslag betalen. De aan [gedaagden tezamen] door te belasten proceskosten worden berekend over de verminderde vordering, omdat niet is gesteld of gebleken dat die vermindering teweeg is gebracht door betalingen van [gedaagden tezamen] na dagvaarding.
in de zaak 420754 CV EXPL 12-4391
24.
In deze zaak gaat het om de vraag of [gedaagden tezamen] de gevorderde exploitatiebijdrage over het jaar 2012 moeten betalen. Daarbij spitst het geschil zich toe op de vraag of [gedaagden tezamen] het lidmaatschap van Het Grootslag konden opzeggen per 31 december 2011 en of zij over het jaar 2012 nog als lid van de coöperatie moeten worden aangemerkt. Daarover wordt het volgende overwogen.
25.
Vast staat dat [gedaagden tezamen] bij brief van 20 december 2011 hun lidmaatschap van Het Grootslag hebben opgezegd per 31 december 2011. Volgens [gedaagden tezamen] is deze opzegging tijdig en geldig en zijn zij per 1 januari 2012 dus geen lid meer van de coöperatie. Het Grootslag stelt dat de opzegging van [gedaagden tezamen] niet tot gevolg heeft dat het lidmaatschap per 31 december 2011 is geëindigd, omdat de bij wet voorgeschreven opzegtermijn niet in acht is genomen. Volgens Het Grootslag loopt het lidmaatschap in ieder geval door tot 1 januari 2013.
26.
De kantonrechter overweegt dat op grond van artikel 36 lid 1 van Boek 2 BW opzegging van het lidmaatschap slechts kan geschieden tegen het einde van een boekjaar en met inachtneming van een opzeggingstermijn van vier weken. Dat de huidige statuten van Het Grootslag in dit kader iets anders bepalen, is niet gesteld en ook niet gebleken. Verder is niet in geschil dat het boekjaar van Het Grootslag loopt van 1 januari tot en met 31 december. Dit betekent dat de opzegging door [gedaagden tezamen] bij brief van 20 december 2011 niet tot gevolg heeft dat het lidmaatschap is geëindigd per 31 december 2011. Immers, rekening houdend met een opzeggingstermijn van vier weken, kan de opzegging niet eerder worden gedaan dan per een datum vier weken na 20 december 2011, dus per 17 januari 2012. Die laatste datum valt in het lopende boekjaar 2012, zodat de opzegging van [gedaagden tezamen] niet eerder effect kan hebben dan tegen het einde van dat boekjaar, dat wil zeggen per 31 december 2012. Uit artikel 36 lid 2 van Boek 2 BW volgt dat de opzegging wel tot gevolg heeft dat het lidmaatschap in beginsel eindigt per 31 december 2012.
27.
Voor zover [gedaagden tezamen] er een beroep op doen dat het lidmaatschap volgens artikel 36 lid 1 van Boek 2 BW ook onmiddellijk kan worden beëindigd omdat redelijkerwijs niet gevergd kan worden het lidmaatschap te laten voortduren, worden zij daarin niet gevolgd. Blijkens de opzeggingsbrief van 20 december 2011 hebben [gedaagden tezamen] daarin geen feiten of omstandigheden genoemd op grond waarvan kan worden aangenomen dat van hen redelijkerwijs niet gevergd kan worden het lidmaatschap te laten voortduren. Ook overigens is door [gedaagden tezamen] niet gemotiveerd en toegelicht waarom het voortduren van het lidmaatschap onaanvaardbaar zou zijn.
28.
De stelling van [gedaagden tezamen] dat Het Grootslag haar verplichting heeft geschonden om de leden via haar website te informeren over de mogelijkheid tot opzegging, leidt niet tot een ander oordeel. Volgens artikel 35 lid 6 van Boek 2 BW draagt een vereniging er zorg voor dat leden de voor opzegging van het lidmaatschap noodzakelijke informatie eenvoudig kunnen raadplegen, in ieder geval door een opvallende vermelding op de hoofdpagina van haar website. Niet gebleken is dat Het Grootslag die verplichting is nagekomen. Echter, ter zitting is gebleken dat [gedaagden tezamen] er al in november 2011 van op de hoogte waren dat zij de mogelijkheid tot opzegging hadden, ondanks andersluidende bepalingen in de toenmalige statuten van Het Grootslag. Dat [gedaagden tezamen] toen niet direct hebben opgezegd en ook geen nadere informatie hebben ingewonnen over de geldende opzeggingstermijn, komt voor hun rekening en risico. Daarbij neemt de kantonrechter ook in aanmerking dat genoemde verplichting van artikel 35 lid 6 van Boek 6 BW pas van kracht is geworden op 1 december 2011 en dat de wet geen sanctie verbindt aan schending van die verplichting.
29.
Nu[gedaagden ] in ieder geval over het jaar 2012 lid zijn gebleven van Het Grootslag moeten zij (het voorschot op) de bijdrage in de exploitatie voor dat jaar betalen. De kantonrechter kan daarbij in het midden laten of de huidige statuten van Het Grootslag een opzegging per 31 december 2012 wel toelaten en of die statuten in zoverre geldig zijn, nu in deze zaak slechts de exploitatiebijdrage over het jaar 2012 in geschil is en niet een bijdrage na dat jaar.
30.
De stelling van [gedaagden tezamen] dat de facturen overgelegd bij dagvaarding niet de facturen zijn die aan hem gestuurd zijn, behoeft geen bespreking, omdat de hoogte van de in rekening gebrachte facturen niet betwist is. Ook de stelling dat de gevorderde boete te hoog is kan onbesproken blijven, omdat in deze zaak geen boete wordt gevorderd.
31.
De gevorderde wettelijke rente van € 368,34 wordt toegewezen, omdat de verschuldigdheid en hoogte daarvan niet zijn betwist. De wettelijke rente vanaf 17 oktober 2012 zal worden toegewezen over een bedrag van € 7.687,22, te weten de resterende hoofdsom na aftrek van rente en buitengerechtelijke kosten.
32.
[gedaagden tezamen] moeten ook de buitengerechtelijke incassokosten betalen. De door Het Grootslag gestelde buitengerechtelijke werkzaamheden – in ieder geval bestaande uit verschillende brieven van de gemachtigde van Het Grootslag – blijken uit de stukken en rechtvaardigen de gevorderde vergoeding van € 952,00.
33.
[gedaagden tezamen] zullen dus worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 9.007,56.
34.
[gedaagden tezamen] zijn weliswaar de partij die in het ongelijk is gesteld, maar zij zullen niet worden veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van Het Grootslag. Naar het oordeel van de kantonrechter zijn die kosten namelijk nodeloos gemaakt als bedoeld in artikel 237 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, nu niet valt in te zien waarom Het Grootslag genoodzaakt was [gedaagden tezamen] apart te dagvaarden in deze zaak. Het enkele feit dat deze zaak is gegrond op andere statuten, is daarvoor onvoldoende reden.

De beslissing

De kantonrechter:
in de zaak 420389 CV EXPL 12-4335
Veroordeelt [namen gedaagden] hoofdelijk, in die zin dat als de één betaalt de ander zal zijn bevrijd, om aan Het Grootslag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 3.242,89, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 1.467,42 vanaf 31 januari 2013 tot de dag van algehele voldoening.
Veroordeelt [gedaagden tezamen] in de proceskosten, die tot heden voor Het Grootslag (wat [gedaagden tezamen] betreft) worden vastgesteld op een bedrag van € 896,11 (€ 109,11 explootkosten, € 437,00 aan vast recht en een bedrag van € 350,00 voor salaris van de gemachtigde van Het Grootslag).
Verklaart deze veroordeling(en) uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
in de zaak 420754 CV EXPL 12-4391
Veroordeelt [namen gedaagden] hoofdelijk, in die zin dat als de één betaalt de ander zal zijn bevrijd, om aan Het Grootslag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 9.007,56, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 7.687,22 vanaf 17 oktober 2012 tot de dag van algehele voldoening.
Bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Verklaart deze veroordeling(en) uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 11 maart 2013 in het openbaar uitgesproken.
De griffier
De kantonrechter