ECLI:NL:RBNHO:2013:1770

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 maart 2013
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
419296 - CV EXPL 12-5613
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgpremie en de rol van het CVZ bij wanbetaling

In deze zaak vorderde N.V. Univé Zorg betaling van een bedrag van € 950,75 van de gedaagde, die achterstanden had in de betaling van zijn zorgpremie. De gedaagde was verzekerd bij Univé en had zijn premieverplichtingen niet nagekomen, wat leidde tot inschakeling van het Centraal Administratie Kantoor (CVZ) voor de inning van de premie. De gedaagde had echter per 1 januari 2011 zijn verzekering bij het CVZ beëindigd, maar het CVZ bleef onterecht bedragen van zijn Wajong-uitkering inhouden. De kantonrechter moest beoordelen of de gedaagde nog steeds aansprakelijk was voor de premiebetalingen aan Univé, ondanks de automatische inhoudingen door het CVZ na de afmelding.

De rechter oordeelde dat, hoewel de gedaagde tekort was geschoten in zijn betalingsverplichtingen, eventuele fouten van het CVZ bij de uitvoering van zijn wettelijke taak niet voor risico van de gedaagde kwamen. De inning van premie bij wanbetalers is een wettelijke taak van het CVZ, en Univé had het initiatief genomen om het CVZ in te schakelen. De rechter concludeerde dat de bedragen die door het CVZ waren ingehouden, moesten worden beschouwd als premiebetalingen aan Univé. Dit leidde tot de conclusie dat de gedaagde al aan zijn betalingsverplichting had voldaan, en de vordering van Univé werd afgewezen. Univé werd bovendien veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zorgverzekeraars en het CVZ in situaties van wanbetaling en de bescherming van de belangen van verzekerden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknummer/rolnummer: 419296 \ CV EXPL 12-5613 WD
Uitspraakdatum: 13 maart 2013
Vonnis in de zaak van:
De naamloze vennootschap
N.V. UNIVÉ ZORG,
gevestigd en kantoorhoudende te Zwolle,
eisende partij,
verder ook te noemen: Univé,
gemachtigde: F.J.M. van der Meer, gerechtsdeurwaarder,
tegen
Toevoeging [nummer]
[naam], wonende te [plaats],
gedaagde partij,
verder ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. F.J. van Zwieten.

1.Het procesverloop

Voor het procesverloop verwijst de kantonrechter naar de volgende stukken:
- de dagvaarding van 24 september 2013 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de conclusie van repliek met producties;
- de conclusie van dupliek.
Vervolgens is op vandaag uitspraak bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is voor zijn ziektekosten verzekerd bij Univé.
2.2.
[gedaagde] heeft achterstanden laten ontstaan in de betaling van de verzekeringpremie.
2.3.
Om deze reden heeft Univé [gedaagde] vanaf 1 november 2010 bij het CVZ aangemeld. Vanaf 1 november 2010 is de verschuldigde premie door het CVZ geïncasseerd via een inhouding op de Wajong-uitkering van [gedaagde].
2.4.
Univé heeft [gedaagde] per 1 januari 2011 weer afgemeld bij het CVZ en heeft zij de inning van de vanaf dat moment verschuldigde zorgpremie van € 105,75 per maand weer zelf ter hand genomen.
2.5.
Ondanks de afmelding is ook het CVZ na 1 januari 2011 per maand € 114,58 automatisch van de Wajong-uitkering van [gedaagde] blijven inhouden.
2.6.
[gedaagde] heeft met ingang van april 2011 zijn betalingen aan Univé gestaakt.

3.Het geschil

3.1.
Univé vordert betaling van een bedrag van € 950,75, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 740,25 vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van betaling, alsmede vermeerderd met de kosten van dit geding.
3.2.
Univé voert daartoe, kort gezegd, het volgende aan. Ondanks de contractuele gehoudenheid heeft [gedaagde] de over de april tot en met oktober 2011 verschuldigde premie niet aan Univé betaald.
3.3.
[gedaagde] verweert zich tegen de vordering op, kort gezegd, de navolgende gronden. Ondanks dat [gedaagde] per 1 januari 2011 aan zijn premieverplichtingen had voldaan en door Univé bij het CBVZ had moeten worden afgemeld, is het CVZ doorgegaan met zijn maandelijkse inhoudingen. Over de maanden april 2011 tot en met oktober 2011 is maandelijks € 114,58 ingehouden. Pogingen van [gedaagde] om het CVZ te bewegen de inhoudingen te staken, zijn op niets uitgelopen. Omdat [gedaagde] door de “dubbele premiebetaling” te weinig geld overhield, heeft hij vanaf april 2011 de rechtstreekse premiebetaling aan Univé gestaakt. Hierover heeft [gedaagde] met Univé contact opgenomen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Gelet op hetgeen partijen hebben aangevoerd, draait het in deze zaak om de vraag of de omstandigheid dat het CVZ na 1 januari 2011 is doorgegaan met de automatische inhouding op de Wajong-uitkering van [gedaagde], afdoet aan de aanspraak van Univé op betaling door [gedaagde] van de contractueel over april tot en met oktober 2011 verschuldigde premie.
4.2.
Niettegenstaande het feit dat een tekortkoming van [gedaagde] in de premiebetalingsverplichting heeft geleid tot inschakeling van het CVZ voor de inning van de premie, komen eventuele fouten van het CVZ bij de uitvoering van deze taak in beginsel niet voor risico van [gedaagde]. Reden gevend voor dit oordeel is dat inning van premie bij wanbetalers een wettelijke taak is van het CVZ, welke taak primair strekt tot bescherming van de belangen van zorgverzekeraars als Univé. Daar komt bij dat Univé het initiatief tot inschakeling van het CVZ heeft genomen en dat gesteld noch gebleken is dat een verzekerde als [gedaagde] een reële mogelijkheid heeft om zelf aan de automatische inhouding door het CVZ een einde te maken.
4.3.
[gedaagde] heeft te maken gekregen met de nadelige gevolgen van een niet voor zijn risico komende administratief misverstand tussen Univé en het CVZ. [gedaagde] is hierdoor genoodzaakt geweest om zijn rechtstreekse betalingen aan Univé te staken, terwijl de inhoudingen door het CVZ doorliepen.
4.4.
Gelet op één en ander moeten de door het CVZ in de maanden april tot en met oktober 2011 ingehouden bedragen worden beschouwd als premiebetalingen aan Univé over dezelfde periode. Het is vervolgens aan Univé om zich tot het CVZ te wenden voor de ter harer behoeve door het CVZ geïncasseerde bedragen.
Hierbij wordt opgemerkt dat gebleken is dat het CVZ maandelijks een hoger bedrag heeft geïnd dan [gedaagde] aan Univé aan premie verschuldigd is. Het zou Univé derhalve sieren indien zij zou bewerkstelligen dat [gedaagde] het teveel ingehouden bedrag retour ontvangt.
4.5.
Het voorgaande heeft tot gevolg dat het ervoor moet worden gehouden dat [gedaagde] al aan de betalingsverplichting jegens Univé heeft voldaan. De vordering ligt voor afwijzing gereed.
4.6.
De uitslag van de procedure brengt mee dat de proceskosten voor rekening van Univé komen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
Wijst de vordering af.
Veroordeelt Univé in de proceskosten, die tot heden voor [gedaagde] worden vastgesteld op een bedrag van € 200,00 voor salaris van de gemachtigde van [gedaagde].
Verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.M. van der Linde, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en op 13 maart 2013 in het openbaar uitgesproken.
De griffier
De kantonrechter