In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 3 januari 2013 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de vrouw tot wijziging van voorlopige voorzieningen. De vrouw verzocht om een wijziging van de omgangsregeling met haar minderjarige kinderen en het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw en de man op 20 oktober 2009 zijn gehuwd en dat uit dit huwelijk twee minderjarigen zijn geboren. De vrouw heeft eerder verzocht om wijziging van de voorlopige voorzieningen die bij beschikking van 23 augustus 2012 waren vastgesteld. De man heeft geen verweerschrift ingediend en de mondelinge behandeling vond plaats op 20 december 2012, waarbij beide partijen en de gezinsvoogd aanwezig waren.
De rechtbank heeft overwogen dat de gezinsvoogd, gezien haar positie, de aangewezen autoriteit is om te beoordelen welke omgangsregeling in het belang van de minderjarigen is. De rechtbank concludeert dat een door haar vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken thans niet in het belang van de minderjarigen is en wijst het verzoek van de vrouw hiertoe af. Wel wordt het verzoek van de vrouw om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning toegewezen, nu de man hiermee instemt. De rechtbank wijzigt de eerdere beschikking van 23 augustus 2012, zodat de vrouw met ingang van 13 november 2012 bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning, met bevel dat de man deze woning dient te verlaten.
De beslissing van de rechtbank is genomen in het belang van de minderjarigen, waarbij de zorgen van de gezinsvoogd over de situatie van de vrouw zijn meegewogen. De rechtbank benadrukt dat de vrouw zich aan de voorwaarden van de gezinsvoogd moet houden en dat verdere hulpverlening noodzakelijk is voor haar stabiliteit en het welzijn van de kinderen.