ECLI:NL:RBNHO:2013:14201

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 september 2013
Publicatiedatum
19 februari 2015
Zaaknummer
2125993/ VV EXPL 13-153
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of detacheringsovereenkomst?

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 26 september 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen [A.], een werknemer uit Paramaribo, en MNO Vervat-Wegen B.V., een bedrijf gevestigd in Nieuw-Vennep. [A.] had MNO gedagvaard in verband met een loonvordering, waarbij hij stelde dat hij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd had en niet, zoals MNO betoogde, een detacheringsovereenkomst. De procedure begon op 27 mei 2013, en na een mondelinge behandeling op 5 juni 2013, werd het vonnis pro forma aangehouden voor overleg tussen partijen tot 11 september 2013. Uiteindelijk heeft [A.] om een vonnis gevraagd omdat partijen er niet in slaagden tot overeenstemming te komen.

De feiten van de zaak zijn als volgt: [A.] en MNO sloten op 19 februari 2010 een arbeidsovereenkomst en een aanvullend contract voor werkzaamheden in Suriname. [A.] was in dienst als Hoofduitvoerder Waterbouw met een salaris van € 5.680,-- bruto per maand. MNO had de kosten voor huisvesting in Suriname voor [A.] geregeld. [A.] heeft tot 4 april 2013 werkzaamheden verricht, maar meldde zich ziek. MNO stopte op 24 juni 2013 het loon van [A.] omdat hij weigerde terug te keren naar Nederland voor re-integratie.

De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en niet van een detachering. De rechter vond onvoldoende bewijs voor de stelling van MNO dat [A.] gedetacheerd was en dat de arbeidsovereenkomst na drie jaar zou eindigen. De kantonrechter oordeelde dat MNO de loondoorbetaling niet had mogen stopzetten en dat [A.] recht had op zijn loon en vakantiegeld. MNO werd veroordeeld tot betaling van de achterstallige loonbedragen en de proceskosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 2125993/ VV EXPL 13-153
datum uitspraak: 26 september 2013

VONNIS VAN DE KANTONRECHTER IN KORT GEDING

inzake

[A.]

te Paramaribo (Suriname)
eiser
hierna te noemen [A.]
gemachtigde mr M. Kortekaas
tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

MNO Vervat-Wegen B.V.
te Nieuw-Vennep
gedaagde
hierna te noemen MNO
gemachtigde mr B.D. Roelink

De procedure

[A.] heeft MNO gedagvaard op 27 mei 2013. De gemachtigde van MNO heeft bij brieven van 3 juni 2013, 4 juni 2013 en nogmaals 4 juni 2013 op voorhand stukken aan de kantonrechter en de wederpartij gestuurd. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 juni 2013. MNO heeft pleitnotities overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht. Vonnis is op verzoek van partijen pro forma aangehouden voor nader overleg tussen partijen tot 11 september 2013. Partijen hebben laten weten niet tot overeenstemming te zijn gekomen en [A.] heeft alsnog vonnis gevraagd.

De feiten

[A.] en MNO hebben op 19 februari 2010 een arbeidsovereenkomst en een “aanvullend contract buitenland” gesloten op grond waarvan [A.] met ingang van 12 april 2010 voor onbepaalde tijd bij MNO in dienst getreden in de functie van Hoofduitvoerder Waterbouw, tegen een salaris van laatstelijk € 5.680,-- bruto per maand, te vermeerderen met vakantiegeld en los van een aantal andere emolumenten.
Het aanvullend contract buitenland van toepassing voor de periode dat [A.] werkzaam zal zijn in Suriname.
Hierin is onder meer opgenomen dat MNO ten behoeve van [A.] de kosten zal dragen voor lokale huisvesting, inclusief water, elektra en internet, voor een maximale periode van 3 jaar tot een maximum huurprijs van € 750,-- per maand.
[A.] heeft op twee verschillende locaties in Suriname werkzaamheden verricht tot 4 april 2013, op welke datum hij zich heeft ziek gemeld; de arbeidsongeschiktheid duurt thans nog voort.
Op 13 mei 2013 heeft de aan de Arbodienst in Suriname verbonden bedrijfsarts dr. [B.], [A.] op verzoek van MNO medisch onderzocht en een probleemanalyse opgesteld.
[A.] heeft zich in Suriname gewend tot een psycholoog voor de behandeling van zijn psychische decompensatie klachten;
De vordering
[A.] vordert bij wijze van voorlopige voorziening veroordeling van MNO om (samengevat):
- aan [A.] binnen drie werkdagen na dit vonnis de vanaf 24 juni 2013 vervallen loontermijnen, te betalen en vervolgens op de overeengekomen vervaldata tot het rechtsgeldig einde van de arbeidsovereenkomst, te vermeerderen met vakantiegeld, de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en wettelijke rente;
- aan [A.] deugdelijke bruto-netto-specificatie te verstrekken, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag;
een en ander met veroordeling van MNO in de proceskosten.
[A.] legt aan zijn vordering ten grondslag dat sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met MNO en niet, zoals MNO stelt, van een detacheringsovereenkomst. De met MNO overeengekomen werkzaamheden moesten bij MNO in Suriname worden vervuld en niet bij een zusterorganisatie. Niets wijst op een detacheringsovereenkomst, en dus evenmin een dergelijke overeenkomst voor maximaal drie jaren.
Dat in het aanvullend contract is bepaald dat de kosten van een woning gedurende maximaal drie jaar worden vergoed bewijst dat ook geenszins. Het is niet ongebruikelijk om in een arbeidsovereenkomst, waarbij een werknemer ver van zijn normale woon- en verblijfplaats zal gaan werken, voor een bepaalde tijd een tegemoetkoming is opgenomen in de woonlasten. Dit geeft de werknemer de mogelijkheid om na te gaan of en zo ja, waar hij zich daadwerkelijk wil vestigen in de plaats waar de overeengekomen werkzaamheden worden verricht, aldus [A.].
Daar er geen sprake is van een detacheringsovereenkomst voor drie jaar, stond het MNO niet vrij [A.] na drie jaar op te dragen te repatriëren naar Nederland.
[A.] is door alle gebeurtenissen vanaf 4 april 2013 arbeidsongeschikt geworden en lijdt aan psychische decompensatie waarvoor hij psychologische hulp heeft gezocht. Hij wil gaarne aan zijn re-integratie meewerken en heeft zich daartoe expliciet beschikbaar gehouden, maar ziet niet in waarom, zoals MNO stelt, hij beter in Nederland kan re-integreren. Ook dat vormt dus geen reden om aan repatriëring mee te werken. Daar past echter geen verplichting tot terugkeer naar Nederland bij.
MNO bleef erop staan dat [A.] naar Nederland zou terugkeren en besloot, teneinde [A.] te dwingen naar Nederlanden te komen- vanaf 24 juni 2013 het loon stop te zetten. [A.] ziet op grond van het voorgaande daar geen rechtsgrond voor.
Het verweer
MNO betwist de vordering en voert aan dat [A.] op basis van het Aanvullend contract buitenland werd gedetacheerd bij een zusterorganisatie van MNO in Suriname voor een maximale periode van drie jaar. De detachering was per 19 februari 2013 verstreken en [A.] had per deze datum moeten terugkeren naar Nederland. [A.] had aangegeven tot 1 juli 2013 nog in Suriname te willen blijven en MNO heeft in verband daarmee de mogelijkheid gevonden [A.] werkzaamheden te laten verrichten bij de Steengroeve te Aura. Van een toezegging dat [A.] in ieder geval tot de zomer van 2014 in Suriname werkzaam zou zijn, is geen sprake. [A.] heeft vervolgens geweigerd om mee te werken aan zijn verhuizing naar Nederland. Dat levert een verhindering op om de bedongen werkzaamheden te verrichten, die geheel en al in de sfeer van [A.] ligt. Van doorbetaling van het loon kan dan ook geen sprake zijn.
Dat [A.] arbeidsongeschikt is doet daar niet aan af. Gesteld noch gebleken is dat [A.] niet zou kunnen reizen. Bovendien kan re-integratie niet in Suriname plaats vinden. De voorwaarden om de re-integratie succesvol te laten verlopen zijn naar inschatting in Nederland om voor de hand liggende redenen gunstiger.
[A.] weigert vanuit die optiek te voldoen aan een redelijke instructie en staat zijn re-integratie in de weg, terwijl de stopzetting van de betaling van het loon tijdig is aangekondigd.

De beoordeling

De gevorderde voorlopige voorzieningen zijn slechts toewijsbaar als aan de hand van de feiten en omstandigheden in dit geding de verwachting gewettigd is dat in een tussen partijen nog te voeren bodemprocedure soortgelijke vorderingen zullen worden toegewezen.
Voorop moet worden gesteld dat het vermeende, door [A.] gemotiveerd betwiste, disfunctioneren in het kader van deze procedure geen rol speelt. Hetzelfde geldt voor de tussentijdse onderhandelingen tussen partijen van november 2012 tot aan de loonstopzetting in juni 2013.
De kantonrechter is vooralsnog van oordeel dat het hier gaat om een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met tewerkstelling in het buitenland, en niet van detachering. Voor dat laatste zijn in het kader van deze procedure onvoldoende aanknopingspunten of aanwijzingen te vinden. In het aanvullend contract buitenland zijn bepalingen opgenomen “voor de periode dat werknemer werkzaam is in Suriname”. Dat die periode op enig moment zou eindigen is aannemelijk, maar [A.] heeft onweersproken ter zitting gesteld dat de werkzaamheden van MNO in verband waarmee hij naar Suriname was gezonden nog in volle gang zijn zodat hierin geen reden voor het eindigen van zijn werkzaamheden ter plaatse is gelegen. De enkele omstandigheid dat aan vergoeding van de huisvestingskosten een periode van maximaal drie jaar is verbonden is onvoldoende om aan te nemen dat de huisvesting zelf na drie jaar zou eindigen.
Indien MNO voornemens was [A.] voor een maximum periode van drie jaar te detacheren bij een andere organisatie, al dan niet een zustervennootschap, had het op haar weg gelegen dat met [A.] overeen te komen en als zodanig in de arbeidsovereenkomst of de aanvulling daarop op te nemen.
MNO heeft de loondoorbetaling gestaakt omdat [A.] ook weigerde mee te werken aan repatriëring naar Nederland wegens een andere door MNO aangevoerde reden, te weten om aldaar zijn re-integratie in gang te zetten. Daarmee heeft MNO in feite een beroep gedaan op het bepaalde van artikel 7:629 lid 3 sub c BW.
De aan de Arbodienst in Suriname verbonden bedrijfsarts dr. [B.] heeft [A.] op 13 mei 2013 onderzocht. Uit diens rapport blijkt, anders dan MNO stelt, geenszins dat deze de instructie heeft gegeven dat [A.] zo spoedig mogelijk naar Nederland diende te repatriëren ten behoeve van zijn re-integratie. De bedrijfsarts heeft geadviseerd tot structureel overleg tussen partijen, eventueel met een mediator. Voorts heeft hij geadviseerd dat [A.] zich tot een psycholoog of bedrijfsmaatschappelijk werker diende te wenden voor behandeling van de klachten die verband houden met zijn psychische decompensatie. De kantonrechter is vooralsnog van oordeel dat MNO niet aannemelijk heeft gemaakt waarom [A.] niet in Suriname doch alleen in Nederland kan worden behandeld en dat de voorwaarden om een re-integratie succesvol te laten verlopen “om voor de hand liggende redenen” in Nederland gunstiger moeten worden ingeschat.
[A.] wordt volgens de bedrijfsarts –na herstel- geschikt geacht om zijn eigen werk (of passend ander werk) te hervatten en de gemachtigde van [A.] heeft, zoals hiervoor al opgemerkt, ter zitting onweersproken gesteld dat de werkzaamheden in Suriname nog steeds in volle gang zijn. In het kader van de re-integratie mag van MNO worden verwacht dat dan ook ter plaatse wordt gezocht naar tijdelijke andere passende werkzaamheden.
De conclusie luidt dat naar verwachting een dergelijke vordering als thans bij voorlopige voorziening is gedaan, in een bodemprocedure zal worden toegewezen.
De vordering van [A.] tot doorbetaling van zijn loon vanaf 24 juni 2013 en vakantiegeld te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW voor zover dit het inmiddels opeisbare loon betreft, is dan ook toewijsbaar. De vordering betreffende de verstrekking van deugdelijke bruto-nettospecificaties is eveneens toewijsbaar, met dien verstande dat, nu gesteld noch gebleken is dat MNO niet zal voldoen aan haar wettelijke verplichting om deze aan [A.] te verstrekken, de gevorderde dwangsom niet zal worden opgelegd.
De proceskosten komen voor rekening van MNO als merendeels in het ongelijk gestelde partij.

De beslissing

De kantonrechter:
- veroordeelt MNO bij wijze van voorlopige voorziening:
a. om aan [A.] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de vanaf 24 juni 2013 vervallen loontermijnen te betalen en vervolgens het loon te voldoen op de overeengekomen tijdstippen tot het rechtsgeldig einde van de arbeidsovereenkomst, te vermeerderen met het verschuldigde vakantiegeld;
b. om aan [A.] de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW ad 10% te betalen over de reeds vervallen loonbedragen;
c. om aan [A.] de wettelijke rente over de hiervoor onder a. en b. bedoelde bedragen te voldoen, berekend vanaf de respectievelijke vervaldata tot aan de dag der algehele voldoening;
d. om aan [A.] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis deugdelijke bruto-netto-specificaties te verstrekken;
- veroordeelt MNO tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [A.] tot en met vandaag worden begroot op € 400,-- aan salaris gemachtigde.
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
Coll.