ECLI:NL:RBNHO:2013:14000

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 september 2013
Publicatiedatum
23 mei 2014
Zaaknummer
15/743065-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor brandstichtingen in Enkhuizen

De Rechtbank Noord-Holland heeft op 30 september 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk stichten van branden in de gemeente Enkhuizen in 2012. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data brand heeft gesticht in containers en gebouwen, waarbij gemeen gevaar voor goederen en personen te duchten was. De tenlastelegging omvatte vijf feiten van brandstichting, maar de rechtbank sprak de verdachte vrij van twee van deze feiten wegens onvoldoende bewijs. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van getuigen niet overtuigend genoeg waren om de betrokkenheid van de verdachte bij de brandstichting op 16 juni 2012 te bewijzen. Voor de andere feiten, met name de brandstichting in een loods en een school, vond de rechtbank voldoende bewijs, waaronder whatsapp-berichten van de verdachte waarin hij zijn betrokkenheid bevestigde. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en een verbod op brandweer-gerelateerde activiteiten. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid, zoals vastgesteld in psychiatrische rapporten. De benadeelde partijen, waaronder de Reddingsbrigade Enkhuizen en de gemeente Enkhuizen, werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding, omdat de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen achtte dat de verdachte verantwoordelijk was voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/743065-13
Uitspraakdatum: 30 september 2013
Tegenspraak
Vonnis (P)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 september 2013in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] te [geboortedag],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Noord Holland Noord – Huis van Bewaring Zwaag te Zwaag.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. van Turennout en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. G.M. Terlingen, advocaat te Hoorn, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 16 juni 2012 in de gemeente Enkhuizen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan zes, althans één of meer, container(s) (clubgebouw Reddingsbrigade), welke was/waren geplaatst op of aan de [adres 1] aldaar, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de inventaris van die container(s), waaronder overlevingspakken, zwemvesten, communicatie-apparatuur, een aanhanger, een buitenboordmotor en/of diverse gereedschappen, te duchten was;
Feit 2:
hij op of omstreeks 7 juli 2012 in de gemeente Enkhuizen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een loods gelegen aan de [adres 2] aldaar, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de in die loods aanwezige goederen, waaronder een caravan, een boot, diverse motorrijtuigen en/of gereedschap, te duchten was;
Feit 3:
hij op of omstreeks 20 juli 2012 in de gemeente Enkhuizen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een pand (school) gelegen aan de [adres 3] aldaar, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de omliggende woningen of andere panden en/of de inboedel van die woningen en/of andere panden en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer anderen, te weten voor de zich in die woningen bevindende perso(o)n(en), te duchten was;
Feit 4:
hij in of omstreeks de nacht van 25 op 26 mei 2012 in de gemeente Enkhuizen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een container, welke was geplaatst (direct) voor en/of nabij een woning gelegen aan de [adres 4], terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de omliggende woningen of andere panden en/of de inboedel van die woningen en/of andere panden en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer anderen, te weten voor de zich in die woningen bevindende perso(o)n(en), te duchten was;
Feit 5:
hij op of omstreeks 25 augustus 2012 te Enkhuizen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een container, welke container was geplaatst op of aan het [adres 5], terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de omliggende woningen of andere panden en/of de inboedel van die woningen en/of andere panden en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer anderen, te weten voor de zich in die woningen bevindende perso(o)n(en), te duchten was.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Inleiding

Verdachte wordt ervan verdacht dat hij in 2012 opzettelijk vijf branden heeft gesticht in de gemeente Enkhuizen. De rechtbank zal, indien die brandstichtingen bewezen geacht worden, vervolgens moeten beoordelen of hierbij gevaar voor goederen en/of zwaar lichamelijk letsel of levensgevaar voor personen te duchten was.

4.Bewijs

4.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
4.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten. Hij legt daaraan ten grondslag - samengevat - dat verdachte in strijd met de waarheid uit grootspraak aan zijn vrienden heeft laten weten dat hij bedoelde branden heeft gesticht. Nu deze vrienden niet bij de branden aanwezig waren en zij slechts via verdachte over zijn betrokkenheid daarbij hebben vernomen, zijn hun verklaringen als getuige onbetrouwbaar. Het vorenstaande levert onvoldoende overtuigend bewijs op voor de betrokkenheid van verdachte bij bedoelde branden. Daarnaast is er onvoldoende technisch bewijs voorhanden voor enige betrokkenheid van verdachte bij de branden, aldus de raadsman. Ten aanzien van de onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Vrijspraak
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank is van oordeel dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard nu naast de aangifte van [aangever 1], namens de Reddingsbrigade Enkhuizen, in onvoldoende mate steun in enig ander bewijsmiddel is te vinden voor de betrokkenheid van verdachte hierbij.
Op 16 juni 2012 fietsen [getuige 1] en [getuige 2] samen met verdachte langs de reddingsbrigade waarbij verdachte opmerkt dat het mooi zou fikken. Op dat moment fietst verdachte weg en [getuige 1] en [getuige 2] hebben hem die avond niet meer gezien. Vier uur later volgt de melding van de brand in het clubgebouw. Gelet op dit niet geringe tijdsverloop en het gegeven dat [getuige 1] en [getuige 2] niet hebben waargenomen dat verdachte de brand heeft gesticht, is de rechtbank van oordeel dat op grond van deze verklaringen niet is komen vast te staan dat verdachte degene is geweest die op 16 juni 2012 opzettelijk brand heeft gesticht in het clubgebouw van de Reddingsbrigade Enkhuizen. Daarnaast bevat het procesdossier verklaringen van getuigen, inhoudende verklaringen van horen zeggen, welke naar het oordeel van de rechtbank op zich evenmin toereikend zijn voor overtuigend bewijs van betrokkenheid van verdachte. Verdachte zal derhalve worden vrijgesproken van dit feit.
Ten aanzien van feit 5
In zijn aangifte verklaart [aangever 2] dat hij op 23 augustus 2012 een container heeft geplaatst op het [adres 5] te Enkhuizen. Op het moment waarop [aangever 2] de container op
27 augustus 2012 ophaalt, ziet hij dat de inhoud van de container kennelijk in brand heeft gestaan. De gehele inhoud was verbrand en hierdoor is ook schade ontstaan aan de container.
De rechtbank stelt vast dat uit de aangifte niet blijkt dat er ten aanzien van de in de tenlastelegging genoemde goederen, te weten de omliggende woningen of andere panden en/of de inboedel van die woningen en/of andere panden een gemeen gevaar te duchten was. Evenmin blijkt uit de aangifte dat sprake was van het in de tenlastelegging genoemde gevaar voor één of meer zich in die woningen bevindende personen. Nu ook uit de overige bewijsmiddelen niet volgt dat sprake was van gevaar voor goederen en/of zwaar lichamelijk letsel of levensgevaar voor personen, dient verdachte eveneens van dit feit te worden vrijgesproken.
4.4.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
Betrouwbaarheid getuigenverklaringen
De rechtbank gaat er, anders dan de raadsman, vanuit dat verdachte zijn vrienden naar waarheid heeft geïnformeerd over de hierna te noemen branden. Steun voor dit oordeel vindt de rechtbank allereerst in de whatsapp-berichten tussen verdachte en zijn vrienden die zijn aangetroffen op de telefoon van verdachte en deel uitmaken van het dossier. Uit die whatsapp-berichten volgt dat het veelal verdachte is geweest die het initiatief nam tot contact en vóóraf informatie gaf over een brand die vervolgens ook daadwerkelijk kort daarop ontstond. De getuigenverklaringen van de vrienden van verdachte acht de rechtbank betrouwbaar nu deze in grote lijnen en op essentiële punten met elkaar overeenkomen.
De rechtbank heeft geen reden om te veronderstellen dat deze vrienden verdachte erbij hebben willen lappen, zoals is gesuggereerd door de raadsman. Integendeel zelfs, nu de getuigen in eerste instantie niet dan wel nauwelijks over de rol van verdachte hebben verklaard, maar hiertoe eerst later zijn overgegaan, waarbij zij ten dele ook over zichzelf of elkaar belastende verklaringen hebben afgelegd. Ten slotte vinden deze verklaringen met betrekking tot de onderscheidene ten laste gelegde feiten steun in andere bewijsmiddelen waaronder, naast bovengenoemde whatsapp berichten, verklaringen van andere getuigen en technisch bewijs. Het voorgaande in aanmerking nemende, gaat de rechtbank uit van de volgende redengevende feiten en omstandigheden.
Ten aanzien van feit 2
Op 17 juli 2012 doet [aangever 3], mede namens de gemeente Enkhuizen, aangifte van brandstichting in een loods, gelegen aan de [adres 2] te Enkhuizen. Op 7 juli 2012, omstreeks 01.30 uur, wordt aangever gebeld door [getuige 3] die hem vertelt dat hij, toen hij langs de loods reed, een rookpluim komende vanuit de loods, heeft gezien en geroken. Hierop heeft [getuige 3] het 112-nummer gebeld, waarna de hulpdiensten de middelgrote brand hebben geblust. In de loods heeft aangever zijn caravan, boot, diverse motorrijtuigen en gereedschappen gestald. [2] Later ontdekt aangever dat ook een boormachine van het merk Metabo ontvreemd is. [3]
Verbalisant [verbalisant 1], forensisch technisch onderzoeker, concludeert dat men door middel van braak de loods heeft betreden en dat de brand is ontstaan door het opzettelijk bijbrengen en/of achterlaten van vuur, op twee afzonderlijke plaatsen in de loods. Voorts is door [verbalisant 1], bij de zijdeur van de loods, een schoenspoor met golfprofiel aangetroffen en veiliggesteld. [4]
Op 23 oktober 2012 neemt [getuige 4], postcommandant van de vrijwillige brandweer, contact op met de politie. [getuige 4] verklaart dat hij van [getuige 5] heeft vernomen dat verdachte aan [getuige 6] heeft gezegd dat hij verantwoordelijk is voor drie brandstichtingen in Enkhuizen. [5] Verdachte is op 26 oktober 2012 aangehouden en zijn mobiele telefoon is in beslag genomen. Deze in beslag genomen telefoon is door de Forensische Opsporing, afdeling digitale recherche te Alkmaar, nader onderzocht. Op de in beslag genomen telefoon zijn whatsapp-berichten aangetroffen. Op 7 juli 2012, omstreeks 00.57 uur verstuurt verdachte de volgende berichten naar [getuige 7]: “Jij wilt mooie fik” en “En die komt er”. Deze whatsapp-berichten vonden plaats met behulp van de zendmast met het nummer [nummer 1].
De loods aan de [adres 2] bestrijkt dit gebied. [6] Voorts blijkt uit onderzoek naar de in beslag genomen telefoon van verdachte dat hij op 1 augustus 2012 een whatsapp-gesprek voert met [getuige 8], waarbij hij een foto van de brand aan de [adres 2] verstuurt en daarbij het volgende bericht verzendt: “nog meer werk van mij”. [7]
Vervolgens is op 29 januari 2013 een opsporingsonderzoek gestart naar diverse brandstichtingen in 2012, gepleegd in de gemeente Enkhuizen. In dit opsporingsonderzoek vond op 22 april 2013 een doorzoeking plaats in perceel [adres], het woonadres van verdachte. Tijdens deze doorzoeking wordt een snoerloze boormachine van het merk Metabo aangetroffen in een aangrenzende berging aan de voorzijde van de woning. [8] Aangever herkent deze boormachine als zijnde de boormachine die in de nacht van de brand uit de loods is ontvreemd. Aangever herkent de boormachine aan de grote kop die erop zit, aan de accu met ingekrast nummer en aan de bruislijm op de body. [9] Voorts zijn bij deze doorzoeking een tweetal schoenen met golfprofiel van verdachte aangetroffen en in beslag genomen. [10] Uit onderzoek blijkt dat de in beslag genomen Nike schoen, maat 48, qua maatvoering en qua profiel overeenkomt met het door verbalisant [verbalisant 1] aangetroffen schoenspoor. [11]
Ook neemt de politie contact op met de vriendengroep van verdachte. [getuige 6] [12] en [getuige 2] [13] verklaren dat verdachte aan hen verteld heeft dat hij de paardenschuur in de brand heeft gestoken.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 3
Op 26 juli 2012 doet [aangever 4], mede namens de gemeente Enkhuizen, aangifte van brandstichting in een leegstaand schoolgebouw, gelegen aan de [adres 3] te Enkhuizen. Op 20 juli 2012, omstreeks 04.05 uur, werd [aangever 4] gebeld door een persoon uit de communicatiepool van de veiligheidsregio Noord Holland Noord, vanwege een brand in de school. De volgende dag is [aangever 4] langs de locatie gegaan en heeft hij gezien dat het pand geheel is uitgebrand. In het pand stonden geen materialen en alle nutsvoorzieningen waren afgesloten. [14] Buurtbewoonster [getuige 9] ziet, op 20 juli 2012 omstreeks 03.00 uur, dat het dak van de leegstaande school tegenover haar woning geheel in brand staat. Zij ziet dat de vlammen zeker 5 meter hoog zijn en zij voelt dat het voorraam van haar woning al flink warm was geworden. [15]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft een onderzoek ingesteld naar de oorzaak van de brand. Hij concludeert dat, gezien het ontbreken van een energiebron in de school, een technische oorzaak voor het ontstaan van de brand nagenoeg is uit te sluiten. [16]
Op 23 oktober 2012 neemt [getuige 4], postcommandant van de vrijwillige brandweer, contact op met de politie. [getuige 4] verklaart dat hij van [getuige 5] heeft vernomen dat verdachte aan [getuige 6] heeft gezegd dat hij verantwoordelijk is voor (onder andere) de brand in de school aan de [adres 3]. [17]
Verdachte is op 26 oktober 2012 aangehouden en zijn mobiele telefoon is in beslag genomen. Deze in beslag genomen telefoon is door de Forensische Opsporing, afdeling digitale recherche te Alkmaar, nader onderzocht. Op de in beslag genomen telefoon zijn whatsapp-berichten aangetroffen. Op 19 juli 2012 voert verdachte een whatsapp-gesprek met [getuige 10]. Verdachte kondigt aan dat hij langs de [adres 3] gaat en dat hij die avond brand gaat stichten. [18] [getuige 10] is samen met zijn moeder naar de brand gaan kijken. Hij ziet dat verdachte witte wenkbrauwen heeft en dat een deel van zijn schoenen en broek verbrand zijn. Verdachte vertelt, op het moment dat de school nog brandt, dat hij de brand heeft aangestoken. [19] Op 20 juli 2012 heeft verdachte, wederom via whatsapp, contact met [getuige 10]. Tijdens dit gesprek verklaart verdachte dat hij last van zijn ogen heeft. Voorts verklaart hij: “ik stond in brand hé. Echt doodeng. Ik was bang joh. Mijn tas is gesmolten. Mijn veters ook. Dat benzine is echt vluchtig. Het duurde een half uur voordat de melding er was”. [20]
[getuige 11] is werkzaam als chauffeur en pompbediende bij de brandweer in de gemeente Enkhuizen. Terwijl hij in de nacht van de brand aan het werk is, ziet hij verdachte staan. [getuige 11] ziet dat de rechterwenkbrauw van verdachte helemaal weg geschroeid is. Ook ziet hij dat verdachte schroeivlekken op de rechter bovenmouw van zijn jas heeft. [21]
In de nacht van de brand heeft verdachte [getuige 7] gebeld en zij zijn samen naar de school gegaan. Verdachte vertelt ook aan [getuige 7] dat hij de brand heeft aangestoken. Hierbij heeft verdachte zijn haar laten zien, wat aan de voorzijde wat weggebrand was. Tevens zag [getuige 7] dat de Eastpack tas van verdachte geschroeid was. [22] Onderzoek aan de tas wijst uit dat de gaatjes in de tas veroorzaakt zijn door hitte inwerking. [23]
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, in die zin dat bewezen kan worden geacht het opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de omliggende woningen te duchten was.
Ten aanzien van feit 4
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 4 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [aangever 5], namens zichzelf en [bedrijf 1] d.d. 30 mei 2012, (doorgenummerd) blz. 814 (map ‘zaaksdossier 1 t/m 4);
De rechtbank is van oordeel dat het ten laste gelegde bewezen kan worden, in die zin dat bewezen kan worden geacht het opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de omliggende woningen te duchten was.
4.5
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 2:
hij op 7 juli 2012 in de gemeente Enkhuizen, opzettelijk brand heeft gesticht in een loods gelegen aan de [adres 2], aldaar, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de in die loods aanwezige goederen, waaronder een caravan, een boot, diverse motorrijtuigen en gereedschap, te duchten was;
Feit 3:
hij op 20 juli 2012 in de gemeente Enkhuizen, opzettelijk brand heeft gesticht aan een pand, school, gelegen aan de [adres 3] aldaar, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de omliggende woningen, te duchten was;
Feit 4:
hij in de nacht van 25 op 26 mei 2012 in de gemeente Enkhuizen, opzettelijk brand heeft gesticht in een container, welke was geplaatst voor een woning gelegen aan de [adres 4], terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de omliggende woningen, te duchten was.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 2, feit 3 en feit 4, telkens:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezen verklaarde zou ontbreken. Het bewezen verklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de sanctie

7.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Aan de voorwaardelijke straf dienen de volgende bijzondere voorwaarden te worden verbonden:
Gedurende de proeftijd
- dient verdachte zich te houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft. Daartoe moet verdachte zich melden bij Reclassering Nederland en zich gedurende een door de reclassering bepaalde periode, blijven melden zo frequent als Reclassering Nederland dat nodig acht;
- dient verdachte deel te nemen aan een intake bij de Divisie Forensische Psychiatrie van de GGZ Noord-Holland, of een soortgelijke instelling, aan persoonlijkheidsonderzoek en aan een daaruit voortvloeiende behandeling, ook als dit inhoudt een behandeling bij een soortgelijke instelling;
- is het verdachte verboden om zich op enigerlei wijze met de brandweer of brandweer-gerelateerde activiteiten in te laten.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit oplegging van de door reclasseringsmedewerkster [naam 1] geformuleerde bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht en een ambulante behandelverplichting. De raadsman verzoekt daarmee op korte termijn aanvang te maken, gezien de opleiding en stage van verdachte bij de Maritieme academie.
7.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een korte periode schuldig gemaakt aan drie brandstichtingen. De branden hebben enorm veel onrust in de gemeente Enkhuizen teweeg gebracht. Brandstichting is een ernstig feit en levert, naar algemene ervaringsregels, angstgevoelens op bij mensen die in de omgeving wonen. Daarnaast is veel materiële schade veroorzaakt. De rechtbank rekent het verdachte aan dat juist hij die eerder actief is geweest bij de jeugdbrandweer en daardoor zou hebben moeten beseffen welke verwoestende gevolgen brandstichting kan hebben, volstrekt niet stil heeft gestaan bij de gevolgen die zijn handelen teweeg heeft gebracht.
7.4
Hoofdstraf
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 23 april 2013, waaruit blijkt dat verdachte heden eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit, begaan tijdens zijn minderjarigheid.
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 10 september 2013 van
[naam 1] reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland, waarin onder meer het volgende is opgenomen:
Betrokkene kan na zijn detentie bij zijn moeder inwonen, waar hij voorheen ook woonde. Hij heeft zich ingeschreven voor de opleiding Maritieme academie waar hij in september 2013 wilde starten. Daarbij heeft hij een werkplek geregeld op een binnenvaartschip waar hij eerder twee wegen (tot aan zijn preventieve hechtenis) heeft gewerkt.Als alternatief zou betrokkene op 20 januari 2014 kunnen starten met de matroos MBO opleiding niveau 2.
Met de gestelde diagnose is betrokkene in staat om te leren en te werken. Hulpverlening gericht op zijn psychisch welzijn is geïndiceerd. Het is belangrijk dat hij voldoende dagbesteding heeft als hij vrije tijd heeft en dat hij leert een steunend sociaal netwerk op te bouwen. Betrokkene geeft aan open te staan voor contact met de reclassering.Hij benadrukt wel dat hij graag op de binnenvaart wil werken en hoopt dat het haalbaar is tijdens een reclasseringstoezicht.
- het psychiatrisch rapport gedateerd 21 augustus 2013 van [psychiater] houdt onder meer het volgende in:
Betrokkene lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling in de zin van een complexe persoonlijkheidsstoornis in ontwikkeling met cluster B en C trekken en daarbij een autistiforme stoornis. Ten tijde van het ten laste gelegde was er tevens sprake van een atypische depressie met in het kader daarvan een passagére impulscontrolestoornis, te weten pyromanie. Het samenkomen van zijn autisme, zijn cluster B trekken en de depressie met impulsiviteit en reactiviteit vormde de basis van waaruit hij tot de brandstichtingen, indien bewezen, kwam. Hij zocht bevestiging (van zijn lagere zelfbeeld) door zijn compagnons dat te leveren wat hij meende dat ze wilden, te weten ‘lekkere fikkies’. De heisa daaromheen beurde hem op uit zijn atypische depressieve toestand. Een en ander werd gefaciliteerd door de context waarin hij verkeerde (de brandweer: “lekkere branden”) waarbij hij gegeven zijn autisme meeging in de stroom. Zijn vooraan staan bij veel branden stutte zijn (door de depressie) onder druk staande gevoel van eigenwaarde. Door de depressie en de cluster B trekken was hij geneigd tot impulsief en ondoordacht handelen. Bij de gevolgen stond hij minder dan gemiddeld stil gegeven zijn lage empathie en consciëntieusheid in het kader van zijn autisme en cluster B trekken waarbij verder zijn jonge leeftijd een rol gespeeld kan hebben. Geadviseerd wordt betrokkeneverminderd toerekeningsvatbaarte beschouwen. Geadviseerd wordt ambulante begeleiding bij een forensische polikliniek middels cognitieve gedragstherapie, een delictanalyse en psychiatrische behandeling. Nu betrokkene nog niet vastgeroest is in antisociaal gedrag wordt een opname niet geadviseerd. Geadviseerd wordt dit te doen plaatsvinden onder toezicht van de reclassering met stringente voorwaarden (zoals bijv. een “brandweerverbod”) als bijzondere voorwaarde bij een deels voorwaardelijke straf.
- het psychologisch rapport gedateerd 21 augustus 2013 van [psycholoog] houdt onder meer het volgende in:
Betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis (autisme spectrum stoornis), in diagnostische zin te omschrijven als de stoornis van Asperger. Deze wordt gekenmerkt door kwalitatieve beperkingen in de sociale interactie en beperkte, stereotype patronen van gedrag en belangstelling, terwijl er geen algemene achterstand is in taalontwikkeling of cognitieve ontwikkeling. Daarnaast is er sprake van dyslexie, welke evenwel het alledaags functioneren van betrokkene weinig beïnvloedt. Voor wat betreft gebrekkige ontwikkeling worden in de persoonlijkheid van betrokkene c.q. zijn gedrag wel wat antisociale kenmerken aangetroffen, die echter te scharen zijn onder het gebrekkige vermogen zich in de gevoelens van anderen in te leven vanuit de autistische stoornis (‘autistische psychopathie’).
Ten tijde van het ten laste gelegde was dit evenzeer het geval. Destijds was er daarbij tevens sprake van een depressieve stoornis, die betrokkene in een nog meer uitzichtloze- en onverschillige stemming bracht en hield.
Vanuit de stoornis van Asperger is er sprake van beperkt inzicht in- en aanvoelen van sociale verhoudingen, met inbegrip van de gewetensfunctie. Vaak treedt er, zoals bij betrokkene, sociale isolatie op en is de impulsregulatie gestoord. Hoewel er sprake was van een naar het heet hechte, nog wat kinderlijk /jongensachtig aandoende vriendenclub, had betrokkene het gevoel er niet helemaal bij te horen. Meerdere van zijn vrienden waren net als hij lid van de jeugdbrandweer. Om zijn aanzien te vergroten stichtte betrokkene - indien en voor zover bewezen - de branden. Dit om de anderen te trakteren op een flinke brand, waar veel aan te zien was en waarover nog lang nagesproken zou worden. De ten tijde van het ten laste gelegde bestaande depressieve stoornis droeg verder bij aan de door betrokkene op momenten als uitzichtloos ervaren toestand, wat zijn onverschilligheid voor de gevolgen mede lijkt te hebben beïnvloed.
De mate waarin genoemde stoornissen doorwerkten in het ten laste gelegde kan niet heel nauwkeurig, laat staan mathematisch worden vastgesteld. Naar ervaring van ondergetekende en aansluitend bij zowel gangbare inzichten hieromtrent alsook de meest plausibele verklaring over verband tussen stoornis en delict, zoals in onderhavig rapport weergegeven, geschiedde dat in aanzienlijke mate.
Het van betrokkene uitgaand herhalingsgevaar is niet zodanig dat een strafrechtelijke maatregel moet worden overwogen. Poliklinische ambulante behandeling vanuit forensische psychiatrie is aangewezen, met toezicht daarop door de reclassering. In concreto betekent dit aanmelding bij de forensische tak van de GGZ Noord-Holland Noord onder toezicht van Reclassering Nederland locatie Alkmaar. Behandelcontacten kunnen indien mogelijk in Hoorn plaatsvinden. Er is een gesloten klinische start overwogen in de FPA te Heiloo, met name om betrokkene meer te doordringen van de noodzaak tot behandeling, maar daar is onvoldoende noodzaak toe. Het juridisch kader waarin bedoelde behandeling en toezicht kan geschieden, is dat van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel.
De rechtbank komt tot een lagere strafoplegging dan is geëist door de officier van justitie, reeds omdat verdachte van twee brandstichtingen wordt vrijgesproken. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank voorts ten voordele van verdachte rekening gehouden met zijn jonge leeftijd de door de deskundigen geadviseerde en door de rechtbank overgenomen verminderde toerekeningsvatbaarheid.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast acht de rechtbank een meldplicht, een ambulante behandelverplichting en een “brandweerverbod” noodzakelijk.

8.Vorderingen benadeelde partij

8.1
Reddingsbrigade Enkhuizen
De benadeelde partij Reddingsbrigade Enkhuizen heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 44.800,00ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 is ten laste gelegd, de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, kan worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
8.2.
Gemeente Enkhuizen
De benadeelde partij gemeente Enkhuizen heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 73.465,75ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 3 ten laste gelegde feit zou hebben geleden. Ter onderbouwing zijn nota’s bijgevoegd voor onder meer kosten van asbestsanering, kosten voor het slopen van de school en de kosten voor de aanvraag van een kapvergunning voor bomen. Op basis van de gegevens die zijn overgelegd is voor de rechtbank niet eenvoudig vast te stellen of de gevorderde schadeposten rechtstreeks voortvloeien uit het door verdachte gepleegde delict. Zonder nadere onderbouwing kan de rechtbank dan ook het rechtstreeks verband van de kosten met het bewezen verklaarde feit niet vaststellen.
De rechtbank is van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding vormt, zodat de benadeelde partij niet in haar vordering kan worden ontvangen. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 57, 63 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
 Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 5 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
 Verklaart bewezen dat verdachte de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 2, 3 en 4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maanden nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van drie jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
  • zich houdt aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft. Daartoe moet verdachte zich zo spoedig mogelijk na ommekomst van de detentie melden bij Reclassering Nederland op het volgende adres: Rubenslaan 2-6 te Alkmaar. Hij moet zich gedurende de proeftijd blijven melden zo frequent als Reclassering Nederland dat gedurende deze periode nodig acht;
  • deelneemt aan een intake bij Divisie Forensische Psychiatrie van de GGZ Noord-Holland, of soortgelijke instelling, aan een persoonlijkheidsonderzoek en aan een daaruit voortvloeiende behandeling, ook als dit inhoudt een behandeling bij een soortgelijke instelling;
  • zich niet op enigerlei wijze met de (vrijwillige) brandweer of brandweer-gerelateerde activiteiten zal inlaten.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van die voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
 Verklaart de benadeelde partij
Reddingsbrigade Enkhuizenniet-ontvankelijk in de vordering.
 Verklaart de benadeelde partij
gemeente Enkhuizenniet-ontvankelijk in de vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.A.M. van Dijk, voorzitter,
mr. P.H.B. Littooy en mr. D.D.M. Hazeu, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.C. Naeije,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
30 september 2013.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL10DK 2012075878-1, inhoudende de verklaring van [aangever 3], namens de gemeente Enkhuizen, van 17 juli 2012, (doorgenummerd) blz. 718 (map ‘zaaksdossier 1 t/m 4’).
3.Proces-verbaal met nummer PL10DK 2012075878-10, inhoudende de verklaring van aangever [aangever 3] van 7 mei 2013, (doorgenummerd) blz. 759 (map ‘zaaksdossier 1 t/m 4’).
4.Proces-verbaal met nummer PL10RO 2012075878-2 van brandonderzoek forensische opsporing opgemaakt door [verbalisant 1] van 24 september 2012, (doorgenummerd) blz. 724 (map ‘zaaksdossier 1 t/m 4’).
5.Proces-verbaal met nummer PL10DK 20121188-371-2, inhoudende de bevindingen van [verbalisant 3] van 23 oktober 2012 (doorgenummerd) blz. 5 (map ‘algemeen dossier’).
6.Proces-verbaal met nummer PL10DK 2012075878-8, inhoudende de bevindingen van [verbalisant 4] van 5 maart 2013, (doorgenummerd) blz. 749-750 (map ‘zaaksdossier 1 t/m 4’).
7.Proces-verbaal met nummer PL10DK 2012067096-13, inhoudende de bevindingen van [verbalisant 5] van 24 januari 2013, (doorgenummerd) blz. 782-784 (map ‘zaaksdossier 1 t/m 4’); proces-verbaal met nummer PL10DK 2012067096-25 inhoudende de bevindingen van [verbalisant 6] van 5 maart 2013, (doorgenummerd) blz.790.
8.Proces-verbaal met nummer PL10DK 2012075878-9, inhoudende de bevindingen van [verbalisant 6] en [verbalisant 4] van 8 mei 2013, (doorgenummerd) blz. 752 (map ‘zaaksdossier 1 t/m 4’).
9.Proces-verbaal met nummer PL10DK 2012075878-10, inhoudende de verklaring van aangever [aangever 3] van 7 mei 2013, (doorgenummerd) blz. 760 (map ‘zaaksdossier 1 t/m 4’).
10.Proces-verbaal met nummer PL10DK 2012075878-11, inhoudende de bevindingen van [verbalisant 6] van 8 mei 2013, (doorgenummerd) blz. 804 (map ‘zaaksdossier 1 t/m 4’).
11.Proces-verbaal met nummer PL10DK 2012075878-11, inhoudende de bevindingen van [verbalisant 6] van 8 mei 2013, (doorgenummerd) blz. 804-805 (map ‘zaaksdossier 1 t/m 4’).
12.Proces-verbaal met nummer PL10HR 2012067096-32, inhoudende de verklaring van getuige [getuige 6] van 11 april 2013, (doorgenummerd) blz. 766 (map ‘zaaksdossier 1 t/m 4’).
13.Proces-verbaal met nummer PL10HR 2012067096-29, inhoudende de verklaring van getuige [getuige 2] van 27 maart 2013, (doorgenummerd) blz. 779 (map ‘zaaksdossier 1 t/m 4’).
14.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL10FR 2012081324-1, inhoudende de verklaring van aangever [aangever 4] van 11 augustus 2012, (doorgenummerd) blz. 498-499 (map ‘zaaksdossier 1 t/m 4’).
15.Proces-verbaal met nummer PL10DK 2012081324-10, inhoudende de verklaring van getuige [getuige 9] van 25 juli 2012, (doorgenummerd) blz. 518-519 (map ‘zaaksdossier 1 t/m 4’).
16.Proces-verbaal met nummer PL10RO 201281324-8, inhoudende de bevindingen van [verbalisant 2] van 23 juli 2012, (doorgenummerd) blz. 514 (map ‘zaaksdossier 1 t/m 4’).
17.Proces-verbaal met nummer PL10DK 20121188-371-2, inhoudende de bevindingen van [verbalisant 3] van 23 oktober 2012 (doorgenummerd) blz. 5 (map ‘algemeen dossier’).
18.Proces-verbaal met nummer PL10DK 2012081324-30, inhoudende de bevindingen van [verbalisant 5] van 16 januari 2013, (doorgenummerd) blz. 524-525 (map ‘zaaksdossier 1 t/m 4’).
19.Proces-verbaal met nummer PL10HR 2012067096-48, inhoudende de verklaring van verdachte [getuige 10] van 22 april 2013, (doorgenummerd) blz. 560 (map ‘zaaksdossier 1 t/m 4’).
20.Proces-verbaal met nummer PL10DK 2012081324-30, inhoudende de bevindingen van [verbalisant 5] van 16 januari 2013, (doorgenummerd) blz. 526-527 (map ‘zaaksdossier 1 t/m 4’).
21.Proces-verbaal met nummer PL10DK 2012081324-31, inhoudende de verklaring van getuige [getuige 11] van 16 maart 2013, (doorgenummerd) blz. 536 (map ‘zaaksdossier 1 t/m 4’).
22.Proces-verbaal met nummer PL10HR 2012067096-31, inhoudende de verklaring van getuige [getuige 7] (doorgenummerd) blz. 582 (map ‘zaaksdossier 1 t/m 4’).
23.Proces-verbaal met nummer PL10RO 2012067096-88, inhoudende de bevindingen van [verbalisant 2] van 3 mei 2013 (doorgenummerd) blz. 569 (map ‘zaaksdossier 1 t/m 4’).