Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de dagvaarding
- de akte houdende overlegging producties
- de akte depot no. 9/2013
- de brief van 29 augustus 2013 van de Staat met producties
- de conclusie van antwoord
- de brief van 24 oktober 2013 van mr. Procee met producties 1 tot en met 8
- de bij brieven van 31 oktober 2013 van mr. Van Schie respectievelijk ontvangen producties 4 tot en met 6 en productie 7
- de pleidooien van 15 november 2013 en het daarvan opgemaakte proces-verbaal met de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
3.De standpunten van partijen
Voorts verwerpt Chipshol het aanbod van de Staat. Zij verzoekt de rechtbank bij toewijzing van de vervroegde onteigening het voorschot op de schadeloosstelling te bepalen op een hoger bedrag, te weten € 78,70 per m2.
4.De beoordeling
Redelijke poging minnelijke verwerving
Als uitgangspunt heeft te gelden dat de Mededingingswet niet strekt tot bescherming van (privaat) eigendom, zoals de Onteigeningswet, maar tot bevordering van de marktwerking en het bestrijden van onaanvaardbare concurrentiebeperking in het bedrijfsleven. De omstandigheid dat bij de keuze in het tracébesluit ten behoeve waarvan de onderhavige onteigening plaatsheeft, mogelijk sprake is van bevoordeling van een overheidsbedrijf waarin de Staat zelf (indirect) participeert, is in het onteigeningsgeding derhalve op zichzelf niet van belang en kan niet afdoen aan de rechtsgeldigheid van het onteigeningsbesluit (vergelijk Hoge Raad 30 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006: AV9441). Nog afgezien daarvan is de stelling dat de onteigening plaatsvindt ten behoeve van de belangen van SADC, onder verwijzing naar de opstelling van het Bestuursforum en de strategische adviezen aan het Bestuursforum, onvoldoende om met de Mededingingswet strijdige bevoordeling aan te kunnen nemen. Bij onteigening vindt immers, anders dan Chipshol nog heeft aangevoerd, volledige schadeloosstelling - inclusief verlies door het missen van eventuele mogelijke toekomstige ontwikkelingskansen - plaats, zodat van bevoordeling feitelijk geen sprake is. Voorts is gesteld noch gebleken dat de Staat deelnemende partij is in het Bestuursforum, zodat de Staat niet op grond van door haar in het Bestuursforum gemaakte ontwikkelingsafspraken door de tracékeuze bevoordeeld kan worden. Dat de Staat aandeelhouder is van de luchthaven Schiphol en dat Schiphol Group aandeelhouder is van SADC, maakt dat niet anders. Aan het door Chipshol gedane bewijsaanbod op dit punt wordt alleen al daarom niet toegekomen.