ECLI:NL:RBNHO:2013:13929

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 maart 2013
Publicatiedatum
24 april 2014
Zaaknummer
C/15/200265 / JU RK 13-188
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van ondertoezichtstelling van minderjarigen op verzoek van ouders

In deze zaak hebben de ouders van twee minderjarigen verzocht om de tussentijdse beëindiging van de ondertoezichtstelling, die oorspronkelijk op 1 augustus 2012 was uitgesproken en tot 1 augustus 2013 zou duren. De kinderrechter heeft op 4 maart 2013 de zaak behandeld tijdens een zitting met gesloten deuren. De ouders, bijgestaan door hun advocaat mr. J.T. Willemsen, stelden dat de gronden voor de ondertoezichtstelling niet langer aanwezig waren. De ouders gaven aan dat zij bereid waren om hulpverlening in een vrijwillig kader te accepteren en dat zij gebruik zouden blijven maken van de ondersteuning van een psycholoog.

De kinderrechter heeft de argumenten van de ouders en de zorgen van de gezinsvoogd en de Raad voor de Kinderbescherming gewogen. De gezinsvoogd gaf aan dat er nog steeds zorgen waren over de ontwikkeling van de minderjarigen, maar de kinderrechter oordeelde dat de zorgen niet concreet genoeg waren om de ondertoezichtstelling te rechtvaardigen. De kinderrechter concludeerde dat de ouders in staat waren om de zorg voor hun kinderen op zich te nemen zonder bemoeienis van instanties.

Uiteindelijk heeft de kinderrechter besloten om de ondertoezichtstelling op te heffen, met ingang van 4 maart 2013. Deze beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beschikking is gegeven door kinderrechter mr. A.L. Diender en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Familie & Jeugd
opheffen ondertoezichtstelling
zaak-/rekestnr.: C/15/200265 / JU RK 13-188
beschikking van de kinderrechter van 4 maart 2013
naar aanleiding van een verzoek van:
[de ouders],
wonende in [woonplaats],
hierna te noemen: de ouders,
advocaat: mr. J.T. Willemsen, kantoorhoudende te Haarlem,
tot opheffing van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen
-
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats], en
-
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats],
beiden verblijvend bij de ouders,
welke ondertoezichtstelling wordt uitgevoerd door:
de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Holland, afdeling Jeugdbescherming, locatie Haarlem, hierna te noemen: de Stichting.
Het gezag over de minderjarigen wordt uitgeoefend door de ouders.

1.Verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de ouders, ingekomen op 11 februari 2013;
- een brief van de Stichting aan de ouders van 20 februari 2013;
- een brief van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), ingekomen op 21 februari 2013;
- de pleitaantekeningen van de advocaat van de ouders, overgelegd ter zitting.
1.2
De kinderrechter heeft het verzoek behandeld op de zitting met gesloten deuren van 4 maart 2013.
Hierbij zijn verschenen en gehoord:
- de ouders, bijgestaan door mr. J.T. Willemsen;
- de Raad, vertegenwoordigd door [medewerkster];
- de Stichting, vertegenwoordigd door [medewerkster];
- [psycholoog], psycholoog, hierna: [psycholoog].

2.Feiten en omstandigheden

Op 1 augustus 2012 heeft de kinderrechter de minderjarigen voorlopig onder toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling vervolgens definitief is uitgesproken en thans nog voortduurt tot 1 augustus 2013.

3.Verzoek

De ouders hebben verzocht de ondertoezichtstelling tussentijds te beëindigen op grond van artikel 1:256 BW.

4.Beoordeling

4.1
De ouders hebben ter zitting aangevoerd dat de gronden voor een ondertoezicht-stelling niet langer aanwezig zijn. De advocaat van de ouders heeft daaraan toegevoegd dat momenteel geen sprake is van een ernstig bedreigde ontwikkeling van de minderjarigen
en dat hulpverlening in een vrijwillig kader plaatsvindt en, zo nodig, zal blijven plaatsvinden.
4.2
[psycholoog] heeft aangegeven meermalen met zowel de ouders als [minderjarige] gesproken te hebben. Zij heeft geen aanwijzingen dat bij [minderjarige] sprake is van autisme of een daaraan verwante stoornis. Alle leden van het gezin hebben de spoeduithuisplaatsing van de kinderen als een traumatische gebeurtenis ervaren. [minderjarige] maakt nu een inhaalsprong en is zich emotioneel aan het ontwikkelen. De ouders functioneren als ouders zo lang er geen bemoeienis is van instanties. Is die er wel, dan eist dat alle aandacht op en gaan de hakken in het zand. De ouders zien haar als vertrouwenspersoon. Met de ouders heeft zij afgesproken als psycholoog bij het gezin betrokken te blijven; als zodanig heeft zij onder omstandigheden een meldingsplicht.
4.3
De gezinsvoogd heeft aangegeven dat er nog steeds zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarigen. Zij zou daarom de resterende termijn willen gebruiken om de vinger aan de pols te houden.
De Raad is van mening dat de zorgen sinds het uitspreken van de ondertoezichtstelling niet, althans onvoldoende, zijn afgenomen.
4.4
De kinderrechter is op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting
van oordeel dat de gronden die destijds tot de ondertoezichtstelling hebben geleid, niet meer aanwezig zijn. Daartoe is allereerst redengevend dat aannemelijk is dat de ouders bereid zijn hulpverlening in het vrijwillige kader te accepteren, en dat zij gebruik zullen blijven maken van het aanbod van [psycholoog] zolang deze dat nodig oordeelt. Voor zover de door de gezinsvoogd en de Raad aangeduide zorgen aldus niet zouden worden weggenomen, zijn deze te weinig concreet en onvoldoende zwaarwegend om continuering van de maatregel te rechtvaardigen.
4.5
Gelet op het vorenoverwogene zal het verzoek worden toegewezen.

5.Beslissing

De kinderrechter:
5.1
Heft de ondertoezichtstelling van de minderjarigen
-
[minderjarige]
-
op met ingang van 4 maart 2013.
5.2
Verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.L. Diender, kinderrechter, in tegenwoordigheid van E. Golić-Čamdžić, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2013.
Tegen deze beschikking kan – voorzover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze aan hen op andere wijze bekend is geworden.