ECLI:NL:RBNHO:2013:13918

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 oktober 2013
Publicatiedatum
8 april 2014
Zaaknummer
15/703227-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Groep Roemenen veroordeeld voor grootschalige telefoonroof op Indian Summer Festival 2013 in Broek op Langedijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 10 oktober 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een groep Roemenen die betrokken was bij een grootschalige telefoonroof tijdens het Indian Summer Festival in Broek op Langedijk op 15 en 16 juni 2013. De verdachte werd beschuldigd van diefstal van mobiele telefoons, waarbij in totaal 122 telefoons waren gestolen. De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding en de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie vastgesteld. De verdediging voerde aan dat de aanhouding en fouillering van de verdachte onrechtmatig waren, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende reden was voor de politie om de verdachte aan te houden op basis van signalen van diefstal en het gedrag van de verdachte en zijn medeverdachten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte drie telefoons bij zich had, die afkomstig waren van slachtoffers van diefstal. De verdachte ontkende betrokkenheid bij de diefstal en beweerde dat hij de telefoons had gevonden. De rechtbank oordeelde echter dat de verklaringen van de verdachte ongeloofwaardig waren en dat er voldoende bewijs was voor nauwe samenwerking met anderen bij de diefstal. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van vijf maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en oordeelde dat de verdachte deel uitmaakte van een georganiseerd verband dat zich bezighield met diefstal op festivals. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter en twee andere rechters.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/703227-13
Uitspraakdatum: 10 oktober 2013
Tegenspraak
verkort strafvonnis(art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 september 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
niet ingeschreven op enig adres in de basisadministratie persoonsgegevens.
De rechtbank heeft kennisgenomen van
- het standpunt van de officier van justitie, mr. M. van Turennout, dat ertoe strekt dat de rechtbank het primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en verdachte hiervoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 200 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren;
- hetgeen door verdachte en door mr. A.A. Boersma, raadsman van verdachte, naar voren is gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 tot en met 16 juni 2013 te Broek op Langedijk, gemeente Langedijk, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening bij het Indian Summerfestival (telkens) heeft weggenomen een (totaal)aantal van 122 gsm-telefoons, in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 15 tot en met 16 juni 2013 te Broek op Langedijk, gemeente Langedijk, in elk geval in Nederland, een aantal van 3 gsm-telefoons heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die telefoons wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof(fen).
2.1
Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
2.2
Opmerking vooraf
De raadsman heeft de rechtbank uitdrukkelijk verzocht vast te stellen dat verdachte in zijn belangen is geschaad doordat het eind proces-verbaal pas daags voor de zitting door de verdediging is ontvangen. Hierdoor heeft de verdediging zich niet goed op de behandeling van de zaak kunnen voorbereiden, aldus de raadsman.
Aan de raadsman kan worden toegegeven dat het volledige dossier onwenselijk laat voor de verdediging beschikbaar is gekomen. De rechtbank stelt echter vast dat de raadsman aan zijn opmerkingen geen verzoek tot aanhouding van de behandeling ter terechtzitting heeft verbonden, omdat dit niet in het belang van verdachte zou zijn. Uit het verhandelde ter zitting is voorts niet gebleken dat verdachte onredelijk in zijn verdediging is geschaad. De raadsman heeft ter zitting een pleidooi gehouden. De rechtbank leidt uit deze gang van zaken af dat de verdediging zich toch behoorlijk op de zaak heeft kunnen voorbereiden. Alles afwegende is de rechtbank dan ook van oordeel dat het verdedigingsbelang niet zodanig is geschonden dat de zaak niet kan worden afgedaan.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Bespreking van op bewijsuitsluiting gerichte verweren
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat – kort gezegd – de staandehouding, c.q. aanhouding van verdachte onrechtmatig is geweest wegens het ontbreken van een redelijk vermoeden van schuld. Om diezelfde reden was de fouillering van verdachte, die daartoe geen toestemming had gegeven, eveneens onrechtmatig. Dit levert een onherstelbaar vormverzuim in het vooronderzoek in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering op. In de visie van de verdediging dient dit ertoe te leiden dat de onder verdachte aangetroffen telefoons moeten worden uitgesloten van het bewijs. Datzelfde moet in de visie van de verdediging gelden voor alle onderzoeksresultaten die uit het aantreffen van de telefoons zijn voortgevloeid, zodat verdachte van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Bij de beoordeling van dit verweer is het allereerst van belang vast te stellen hoe de feitelijke gang van zaken is geweest. De rechtbank stelt op grond van de stukken van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting hieromtrent het volgende vast.
Tijdens het Indian Summer Festival in Broek op Langedijk kreeg de op en rond het festivalterrein aanwezige politie vanaf 19.30 uur signalen dat bezoekers hun mobiele telefoon waren kwijtgeraakt (proces-verbaal van bevindingen verbalisant[verbalisant 1], pagina 10 e.v.; hierna: p.v. [verbalisant 1]). Vanaf 20.15 uur werd de groep van de Mobiele Eenheid die bij de Zuidwestelijke toegang tot het terrein stond binnen een tijdsbestek van een uur aangesproken door zeker vijftien verschillende personen, die vertelden dat zij door zakkenrollers waren bestolen van hun telefoon. Sommige slachtoffers verklaarden dat zij door kleine mannen met Oost-Europees uiterlijk (donkere ogen, donker, soms gemillimeterd haar) zeer dicht waren benaderd, vaak een drie- of viertal tegelijk, dat zij werden betast en dat de kleine mannen hierna plotseling weer verdwenen. Even later ontdekten de slachtoffers dan dat hun telefoon ontvreemd was. Deze bevindingen werden door de groepscommandant [verbalisant 2] doorgegeven aan de algemeen commandant en aan de bedrijfsbeveiliging (proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 2], pagina 8 e.v.; hierna: p.v. [verbalisant 2]).
Omstreeks 21.30 uur heeft verbalisant [verbalisant 1] op het festivalterrein een groep kleine mannen waargenomen met een Slavisch uiterlijk (Roemeens of Bulgaars), die zich duidelijk onderscheidde van de rest van het publiek. De groep viel opeens uiteen, mogelijk omdat de mannen merkten dat zij in de gaten werden gehouden. Verbalisant [verbalisant 1] heeft twee groepsleden gevolgd, die het op een rennen zetten. Bij controle bleken beiden van Roemeense afkomst. Bij verbalisant [verbalisant 1] was het sterke vermoeden ontstaan dat de door hem waargenomen groep te maken had met de inmiddels enorm in aantal opgelopen meldingen van diefstal van mobiele telefoons. Ook deze bevindingen zijn weer gemeld aan de eigen politieorganisatie en aan de beveiliging. (p.v. [verbalisant 1])
Rond 22.00 uur werd bij de politie bekend dat beveiligers op het terrein een Roemeense man
(naar later is gebleken: verdachte [medeverdachte 1])hadden aangehouden, die in totaal dertien telefoons bij zich had. (p.v. [verbalisant 2] en p.v. [verbalisant 1])
De politie heeft zich vervolgens rond 23.00 uur, toen het festival ten einde liep, bij de uitgang van het festivalterrein in een linie opgesteld. Hierbij heeft de politie mensen aangesproken, die voldeden aan de signalementen van de verdachten van de telefoondiefstallen zoals die zich in de loop van de avond hadden uitgekristalliseerd, en naar hun identiteit gevraagd. (p.v. [verbalisant 1] en p.v. [verbalisant 2])
De rechtbank acht het in deze concrete situatie toelaatbaar dat de politie mannen met een Oost-Europees uiterlijk uit de menigte heeft geselecteerd en naar hun identiteit heeft gevraagd. De informatie die in de loop van de avond over de verdachten bekend was geworden, op de wijze zoals hiervoor weergegeven, was naar het oordeel van de rechtbank voldoende specifiek en onderscheidend om een redelijk vermoeden van schuld op te leveren.
De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het de politie ambtshalve bekend is dat groepen van Roemeense afkomst zich bezighouden met grootschalige diefstal en dat dit in Alkmaar een sterk opkomend probleem is. (p.v. [verbalisant 1])
De rechtbank neemt daarbij tevens in aanmerking dat op grond van algemene ervaringregels en gegeven de ambtshalve kennis van de politie met betrekking tot criminele activiteiten van Roemenen in Nederland, de á priori kans dat vanuit allerlei windstreken een significant aantal Roemenen op een lokaal muziekfestival in de kop van Noord-Holland afkomt louter en alleen uit muzikale belangstelling, kleiner is dan de kans dat in ieder geval een deel van deze Roemenen in het festival een gelegenheid heeft gezien tot het plegen van vermogensdelicten.
De staandehouding en daarop volgende aanhouding van verdachte worden derhalve rechtmatig geoordeeld.
Met betrekking tot het onderzoek van de rugzak die verdachte met zich mee voerde, vermeldt het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 3] (p. 13) dat verdachte, nadat hij was staande gehouden, is gevraagd om zijn tas te openen en dat verbalisant vervolgens drie telefoons in zijn rugzak zag. De rechtbank maakt hieruit op dat verdachte zijn rugzak vrijwillig ter inspectie heeft geopend, zodat op dit punt geen bijzondere strafvorderlijke bevoegdheden in het geding zijn. Het aantreffen en vervolgens in beslag nemen van de telefoons is derhalve niet onrechtmatig. Los hiervan is het wettelijk toegestaan dat een opsporingsambtenaar reeds bij staandehouding van een persoon voorwerpen in beslag kan nemen die deze persoon met zich voert en die kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen, zoals in dit geval een rugzak met inhoud.
Op grond van het vorenstaande wordt het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting van de aangetroffen telefoons en alle daaruit voortvloeiende onderzoeksresultaten, verworpen.
3.2
Bewijs
De rechtbank grondt de beslissing dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
3.3
Bewijsmotivering
Verdachte heeft ontkend zich te hebben schuldig gemaakt aan – kort gezegd – het medeplegen van diefstal van telefoons.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben allen verklaard dat zij individueel vanuit het buitenland naar Broek op Langedijk zijn gereisd om het Indian Summer Festival te bezoeken.
De verklaring van verdachte en zijn mede-verdachten komt er in de kern op neer dat verschillende mannen van Roemeense nationaliteit, voor een groot deel afkomstig uit dezelfde plaats in Roemenië, kennelijk ieder voor zich het besluit hebben genomen om, helemaal alleen en zonder het van de anderen te weten, vanuit verschillende plekken in Europa naar een lokaal Nederlands muziekfestival af te reizen, waar vervolgens acht van deze mannen zijn aangehouden terwijl zij in het bezit waren van gestolen telefoons.
De rechtbank stelt voorop dat naar haar oordeel deze verklaring van verdachte, gelezen in samenhang met de verklaringen van de andere verdachten, teveel toevalligheden bevat om geloofwaardig te zijn.
Vast staat dat verdachte bij zijn aanhouding drie telefoons bij zich had waarvan de eigenaren aangifte van diefstal hebben gedaan.
De eigen telefoon van verdachte is door de politie onderzocht (aanvullend proces-verbaal, pag 2 en 3). Hierbij zijn de volgende in het Roemeens gestelde berichten gevonden:
uitgaand bericht d.d. 15 juni 2013, 09.05 uur, vertaling:
Wij zijn in de buurt van Amsterdam. We zijn volgens de planning aangekomen.
uitgaand bericht d.d. 15 juni 2013, 11.01 uur, vertaling:
Kun je bericht sturen met de goede formaties van vandaag? Zodat we weten over hoe en wat.
uitgaand bericht d.d. 15 juni 2013, 13.43 uur, vertaling:
[code]. Hier zijn wij. Komen jullie nog, want het is stervenskoud.
uitgaand bericht d.d. 15 juni 2013, 18.14 uur, vertaling:
We zijn bij de broodjes.
uitgaand bericht d.d. 15 juni 2013, 19.14 uur, vertaling:
Ik kom er nu aan, daar waar [bijnaam] (bijnaam) een stomp in zijn smoel gekregen heeft.
inkomend bericht d.d. 15 juni 2013, 21.16 uur, vertaling:
Sla linksaf, ik wil zien of iemand je achtervolgt en keer dan terug.
uitgaand bericht d.d. 15 juni 2013, 22.42 uur, vertaling:
stuur me sneller een bericht, [naam] waar ben je.
inkomend bericht d.d. 15 juni 2013, 22.47 uur, vertaling:
Ik ben bij bloody (de rechtbank begrijpt: het optreden van The Bloody Beetroots) hier.
De politie heeft vastgesteld dat ‘[code]’ (bericht 3), gelezen als een postcode en een huisnummer, hoort bij een tankstation in Broek op Langedijk.
De rechtbank acht het van betekenis dat verdachte in meerdere door hem verzonden berichten over ‘wij’ spreekt.
In verband met bericht 2 wijst de rechtbank er verder op dat uit meerdere aangiften in het dossier en ook uit de eerder genoemde processen-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] blijkt dat er op het festival telefoons zijn gestolen door in groepjes
(formaties)opererende daders.
Naar het oordeel van de rechtbank kan aan deze berichten bezwaarlijk een andere uitleg worden gegeven dan dat verdachte voorafgaand aan en tijdens het festival communiceerde met een ander of anderen en met hen afspraken maakte over gemeenschappelijke activiteiten, die bovendien, gezien bericht 6, kennelijk het daglicht niet konden verdragen.
De berichten zijn ter terechtzitting aan verdachte voorgehouden en verdachte is hierover bevraagd. Verdachte heeft te kennen gegeven dat het gebruik van het woord ‘wij’ te wijten zou zijn aan de autocorrectie-functie van zijn telefoon en dat bericht 6 zag op een spelletje dat hij speelde met een landgenoot die hij op het festival had ontmoet. De rechtbank acht deze verklaring dermate onwaarschijnlijk, dat zij deze als ongeloofwaardig terzijde stelt.
De rechtbank acht de genoemde berichten redengevend voor het bewijs van een nauwe en bewuste samenwerking van verdachte met een ander of anderen. Daarbij komt betekenis toe aan het feit dat verdachte geen redelijke, die redengevendheid ontkrachtende verklaring heeft gegeven voor de berichten.
Verdachte heeft voorts verklaard dat hij twee van de drie bij hem aangetroffen telefoons in de menigte op de grond had gevonden. De derde zou hij hebben gekregen van een meisje, dat hem vroeg of de telefoon van hem was, waarop hij bevestigend had geantwoord.
Ook deze verklaring kan de rechtbank niet serieus nemen. De kans om op één avond twee dure smartphones te vinden en er ook nog één van een onbekende in handen te krijgen, moet hoogst onwaarschijnlijk geacht worden. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte, tegen de achtergrond van met name de hiervoor besproken sms-berichten, kennelijk leugenachtig is en bedoeld om de waarheid te bemantelen, namelijk dat hij dan wel een ander of anderen met wie hij volgens een vooropgezet plan bewust en nauw samenwerkte de aangetroffen telefoons heeft gestolen.
De rechtbank is op grond van al het vorenstaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft schuldig gemaakt aan de diefstal van drie mobiele telefoons.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte het in de tenlastelegging genoemde aantal van 122 telefoons heeft weggenomen. Uit het dossier blijkt dat het aantal van 122 het totale aantal gestolen telefoons betreft dat onder verdachte zelf en de verdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [medeverdachte 4], [medeverdachte 5], [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] is aangetroffen. Dit betekent dat om tot een bewezenverklaring van het medeplegen van de diefstal van deze 122 telefoons te komen, bewezen moet worden dat er een nauwe en bewuste samenwerking heeft bestaan tussen al deze genoemde verdachten. Hiervoor is onvoldoende bewijs voorhanden.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het
primairten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op tijdstippen op 15 juni 2013 te Broek op Langedijk, gemeente Langedijk, telkens tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening bij het Indian Summer Festival heeft weggenomen een aantal gsm-telefoons, toebehorende aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de straf

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op het Indian Summer Festival in Broek op Langedijk, samen met een ander of anderen, een aantal kostbare smartphones van bezoekers gestolen. Dit zijn ergerlijke feiten. Diefstal van smartphones brengt voor de gedupeerden niet alleen financiële schade met zich mee, maar ook hinder en overlast door het verlies van op de telefoon opgeslagen gegevens en foto- en filmmateriaal.
Uit het dossier komt naar voren dat bij de politie in ieder geval ruim 120 aangiften zijn binnengekomen van diefstal van telefoons tijdens het festival. De rechtbank acht het uitgesloten dat een dergelijke groot aantal diefstallen het werk is geweest van individueel opererende daders. Uit het dossier komt voorts het beeld naar voren van meerdere Roemeense verdachten die vanuit verschillende plaatsen in Europa naar het festival in Langedijk afreizen om daar diefstallen te plegen. Dit veronderstelt een zekere mate van coördinatie en organisatie. Daarnaast is bij meerdere in dit onderzoek betrokken verdachten sms-verkeer vastgesteld dat wijst op samenwerking. Gelet hierop kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat verdachte deel heeft uitgemaakt van een op enigerlei wijze georganiseerd verband. Dit werkt in aanzienlijke mate strafverhogend.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 17 juni 2013, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder in Nederland met de strafrechter in aanraking is gekomen.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden. Daarbij zal een deel van deze straf in voorwaardelijke vorm worden opgelegd. Dit als ernstige waarschuwing aan verdachte om zich in de toekomst te onthouden van het plegen van strafbare feiten in Nederland.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
 Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot
2 (twee) maanden,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.E. Patijn, voorzitter,
mrs. A.E. van Montfrans-Wolters en M.F. Ferdinandusse, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier A. Helder,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 oktober 2013.
Mrs. Van Montfrans-Wolters en Ferdinandusse zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.