In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 13 december 2013, wordt een geschil behandeld tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. ing. B.J.B. Boersma, en de inspecteur van de Belastingdienst/Douane. Het geschil betreft de afwijzing van een verzoek om terugbetaling van douanerechten, dat door verweerder op 6 maart 2012 was afgewezen. Eiseres had in 2011 aanspraak gemaakt op terugbetaling van € 14.696,46 aan te veel betaalde douanerechten, maar verweerder handhaafde deze afwijzing in een uitspraak op bezwaar van 15 februari 2013. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 15 oktober 2013 gehouden, waarbij vertegenwoordigers van beide partijen aanwezig waren.
De rechtbank overweegt dat de geldigheidsduur van het certificaat van oorsprong, dat eiseres had overgelegd, was verstreken op het moment van indiening. Verweerder stelt dat de verlate indiening van het certificaat alleen kan worden aanvaard als de goederen nog onder douanetoezicht staan. De rechtbank oordeelt echter dat, indien kan worden vastgesteld dat het certificaat van oorsprong betrekking heeft op de aangegeven goederen, er geen reden is om de verlate indiening te weigeren op basis van het ontbreken van douanetoezicht. De rechtbank verwijst naar relevante Europese jurisprudentie die de mogelijkheid van aanvaarding van een verlate indiening onder bepaalde voorwaarden bevestigt.
De rechtbank besluit het onderzoek te heropenen en stelt eiseres in de gelegenheid om binnen vier weken bewijsstukken over te leggen die aantonen dat de overgelegde Forms A betrekking hebben op de goederen waarvoor terugbetaling is verzocht. Verweerder krijgt ook de gelegenheid om op deze stukken te reageren. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan totdat het onderzoek is heropend en de nieuwe stukken zijn ingediend.