Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats],
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats],
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 19 november 2013 uitspraak gedaan in een verzoek tot schorsing van het gezag van de moeder over haar minderjarige kinderen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de moeder te schorsen in haar gezag, omdat er ernstige beschuldigingen van seksueel misbruik door de moeder aan het adres van de minderjarige [roepnaam 2] zijn gedaan. De moeder heeft aangegeven dat zij geen contact meer wil met de vader en niet langer belast wil zijn met het gezag over de kinderen. De minderjarigen verblijven momenteel bij de vader, wat heeft geleid tot een gezagsvacuüm, aangezien de vader niet met het gezag is belast.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er feiten zijn die kunnen leiden tot ontzetting of ontheffing van de moeder in haar gezag, en dat het dringend noodzakelijk is om in te grijpen. Op basis van artikel 1:272 BW heeft de kinderrechter besloten om de moeder te schorsen in de uitoefening van het gezag en de Stichting Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam te belasten met de voorlopige voogdij over de minderjarigen. De maatregel is vastgesteld voor een periode van 12 weken, waarna er een onderzoek zal plaatsvinden door de Raad, die een advies zal uitbrengen over de wenselijke gezagsvoorziening.
De beschikking is openbaar uitgesproken en kan door de betrokken partijen worden aangevochten bij het gerechtshof te Amsterdam binnen een termijn van drie maanden na de uitspraak. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht een eventueel hoger beroep.