ECLI:NL:RBNHO:2013:13174

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 december 2013
Publicatiedatum
16 januari 2014
Zaaknummer
AWB-13_4828 en 13-4821
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • A.C. Terwiel-Kuneman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot intrekking van bijstandsuitkering wegens schending inlichtingenplicht

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 24 december 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr.drs. M.A.M. Karsten, en verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder om zijn uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (Wwb) per 1 januari 2013 in te trekken. Dit besluit was genomen omdat eiser de inlichtingenplicht had geschonden, waardoor zijn recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. Eiser had in de periode van 1 januari 2013 tot 30 mei 2013 zowel geregistreerde als niet-geregistreerde auto’s op zijn naam gehad en deze geëxporteerd naar landen in Afrika. Tevens had hij in deze periode inkomsten, maar hij had ervoor gekozen deze niet primair te besteden aan zijn eerste levensbehoeften, zoals huur en ziektekostenverzekering. De voorzieningenrechter oordeelde dat de beslissing van verweerder niet onrechtmatig was en verklaarde het beroep ongegrond. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd eveneens afgewezen. Eiser had inmiddels een nieuwe aanvraag voor bijstand ingediend, maar dit had geen invloed op de uitspraak. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep, maar voor het verzoek om voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummer: HAA 13/4828 en 13/4821
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter ter zitting van 24 december 2013 in de zaken tussen

[eiser]

wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde mr.drs. M.A.M. Karsten
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 29 mei 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering die eiser ontving in het kader van de Wet werk en bijstand (Wwb) per 1 januari 2013 ingetrokken, omdat eiser de inlichtingenplicht heeft geschonden, waardoor zijn recht op bijstand niet is vast te stellen.
Bij besluit van 16 oktober 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder nr. HAA 13/4821. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is geregistreerd onder nr. HAA 13/4828.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 december 2013. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden, mr. M.G. Böhm en R.P. Stroo.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1.
De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2
De toetsingsperiode in deze zaak betreft de periode tussen 1 januari 2013 en 30 mei 2013.
3.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is naar voren gekomen dat eiser in voormelde periode zowel geregistreerde auto’s als niet-geregistreerde auto’s op zijn naam heeft gehad en dat hij die auto’s heeft geëxporteerd naar landen in Afrika. Ook is naar voren gekomen dat eiser in deze periode inkomsten heeft gehad. Hier staan weliswaar uitgaven tegenover, maar eiser heeft er blijkbaar niet voor gekozen zijn inkomsten primair te besteden aan de eerste levensbehoeften, de premie ziektekostenverzekering en de huur. Voorts is komen vast te staan dat eiser nog steeds auto’s op zijn naam heeft staan.
4.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat niet kan worden gezegd dat de door verweerder genomen beslissing op bezwaar als onrechtmatig moet worden aangemerkt.
Dit betekent dat het beroep ongegrond is. Gelet hierop zal de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afwijzen.
5.
Eiser heeft inmiddels op 4 oktober 2013 een nieuwe Wwb-aanvraag ingediend. In het kader hiervan heeft verweerder eiser bij brief van 5 december 2013 tot 3 januari 2014 in de gelegenheid gesteld alsnog de benodigde stukken in te leveren.
6.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
7.
De voorzieningenrechter deelt tot slot mede dat tegen deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep, binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep kan worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Voor zover de uitspraak betrekking heeft op het verzoek om voorlopige voorziening, staat hiertegen geen rechtsmiddel open.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Terwiel-Kuneman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van P.M. van der Pol, griffier, op 24 december 2013.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op: