Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
1.PROCESVERLOOP
2.DE BEOORDELING VAN HET VERZOEK
3.BESLISSING
W.Th. Delleman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 december 2013.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 december 2013 uitspraak gedaan op een verzoek tot wraking van de kantonrechter, mr. W.A. Swildens. Het verzoek tot wraking werd ingediend door [verzoeker] op 1 november 2013, maar de wrakingskamer oordeelde dat het verzoek niet tijdig was ingediend. De wrakingskamer constateerde dat er een periode van 26 dagen lag tussen de comparitie van partijen op 4 oktober 2013 en de indiening van het wrakingsverzoek. Dit was in strijd met artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat vereist dat een verzoek tot wraking zo snel mogelijk na het bekend worden van de feiten en omstandigheden moet worden ingediend.
De wrakingskamer overwoog dat [verzoeker] tijdens de comparitie van partijen geen melding had gemaakt van zijn voornemen om de kantonrechter te wraken, ondanks dat hij zich had laten bijstaan door een gemachtigde. De wrakingskamer vond het niet voldoende dat [verzoeker] geen professionele rechtshulp had ingeschakeld, aangezien zijn gemachtigde in staat was gebleken om de bezwaren op papier te zetten. De wrakingskamer concludeerde dat [verzoeker] niet had uitgelegd waarom het verzoek pas 26 dagen na de comparitie was ingediend, en dat hij ook niet ter zitting was verschenen om deze uitleg te geven.
Als gevolg hiervan verklaarde de rechtbank [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking. De behandeling van de onderliggende zaak zou worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd genomen door de voorzitter, mr. L.J. Saarloos, en de leden van de wrakingskamer, mr. H.E.C. de Wit en mr. H.A. van den Berg, in aanwezigheid van griffier mr. W.Th. Delleman. Tegen deze beslissing stond geen rechtsmiddel open.