In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 19 december 2013 uitspraak gedaan in een herzieningsverzoek van eiseres, die een uitkering op grond van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) had ontvangen. Eiseres, werkzaam als zelfstandig autorijschoolhoudster, had in 1984 een uitkering gekregen wegens arbeidsongeschiktheid door lage rugklachten. Deze uitkering werd in 1994 ingetrokken na haar omscholing tot docente. Eiseres heeft sindsdien meerdere keren geprobeerd de intrekking van haar AAW-uitkering te herzien, maar telkens zonder succes. Het primaire besluit van 16 augustus 2012, waarbij haar verzoek om herziening werd afgewezen, werd door verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gehandhaafd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden heeft aangedragen die de herziening van de intrekking van de AAW-uitkering rechtvaardigen. De rechtbank oordeelde dat de klachten die eiseres in 1997 na een auto-ongeluk heeft geclaimd, niet relevant zijn voor de beoordeling van haar medische situatie op 1 december 1994, de datum waarop de uitkering werd ingetrokken. De rechtbank concludeerde dat alle door eiseres overgelegde rapporten en klachten al eerder in procedures zijn behandeld en dat deze geen nieuw gebleken feiten of omstandigheden bevatten.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere besluiten van verweerder in stand blijven. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.