ECLI:NL:RBNHO:2013:13007

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 december 2013
Publicatiedatum
7 januari 2014
Zaaknummer
15/810088-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.M. Sassenburg
  • Th.M. van Wassenaer-Westgeest
  • C.A. Boom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van een geldbedrag van € 31.105,- te Schiphol

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 19 december 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. De verdachte, geboren in Albanië en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd op 1 mei 2013 aangehouden op Schiphol met een geldbedrag van € 31.105,- in haar handbagage. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat het geld afkomstig was uit een misdrijf, aangezien zij geen verifieerbare verklaring kon geven voor de herkomst van het geld. De verdachte had wisselende verklaringen afgelegd over de herkomst van het geld, waaronder dat het afkomstig zou zijn van haar vader en uit de verkoop van appartementen in Albanië. De rechtbank vond deze verklaringen ongeloofwaardig en concludeerde dat het geld onmiddellijk of middellijk uit een misdrijf afkomstig moest zijn.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, en de rechtbank volgde dit standpunt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich had laten leiden door financieel gewin en geen oog had gehad voor de schadelijke gevolgen van haar handelen voor de samenleving. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van drie maanden en verklaarde het geldbedrag van € 31.105,- verbeurd. De rechtbank baseerde haar beslissing op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, evenals de persoon van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/810088-13
Uitspraakdatum: 19 december 2013
Tegenspraak (als bedoeld in artikel 279 van het Wetboek van Strafvordering)
Vonnis (P)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
5 december 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Albanië),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G. Visser en van wat haar raadsvrouw, mr. M.J. van Essen, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 1 mei 2013, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag (te weten 31.105 euro), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten voornoemd geldbedrag, gebruik heeft gemaakt, terwijl zij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2 Redengevende feiten en omstandigheden [1]
Op 1 mei 2013 wil verdachte via Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, uitreizen naar Albanië. Een medewerker van de security treft in een etui in de handbagage van verdachte pakketten van 20 en 50 eurobiljetten aan. Verdachte verklaart dat ze € 8.000,-, € 9.000,-, misschien € 10.000,- of misschien € 7.000,- bij zich heeft en dat zij met een vriend naar Nederland is gekomen om te winkelen. Haar vriend zou al door (de rechtbank begrijpt: de beveiliging) zijn. [2] Medewerkers van de Douane komen ter plaatse en zien de bundeltjes biljetten, door elastiekjes bijeen gehouden. [3] Verdachte verklaart dat zij kleine coupures bij zich heeft, omdat dit makkelijk zou zijn bij het winkelen. Na de aanhouding, verklaart verdachte bij de insluitingsfouillering dat zij nog meer geld bij zich heeft en dat dit in haar ondergoed zit. In totaal wordt een geldbedrag van € 31.105,- bij verdachte aangetroffen en in beslag genomen; te weten € 9.280,- in de blauwe etui, € 21.600,- in de bovenkant van de panty/onderbroek van verdachte en € 225,- los in haar tas. [4] Het totaal bedrag bestaat uit 18 biljetten van € 500, 8 biljetten van € 100, 264 biljetten van € 50, 404 biljetten van € 20, 1 biljet van € 10 en 3 biljetten van € 5. [5]
3.3 Bewijsoverwegingen
Het is een feit van algemene bekendheid dat via Schiphol bedragen in contanten, die een illegale herkomst hebben, worden in- of uitgevoerd. Verdachte is aangehouden met een geldbedrag van € 31.105,-. Het is hoogst ongebruikelijk om een dergelijk bedrag op de wijze zoals verdachte heeft gedaan, te vervoeren, gelet op de risico’s waarmee dit gepaard gaat. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat kleine coupures, zeker in dergelijke hoeveelheden veel in het criminele circuit en met name de drugshandel plegen te worden gebruikt. Nu op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden van witwassen is gerezen, mag van verdachte worden verlangd dat zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijke aan te merken verklaring geeft voor de herkomst van het geld.
De raadsvrouw heeft bepleit dat er vrijspraak voor het ten laste gelegde feit moet volgen nu verdachte stukken heeft overlegd waaruit de legale herkomst van het geld zou blijken, te weten een huwelijksakte van verdachte en een verklaring van de Alpha Bank in Roemenië. Voorts heeft de echtgenoot van verdachte tijdens de behandeling in raadkamer op 24 oktober 2013 verklaard dat het geld van hem is. Hiermee heeft verdachte een concrete en verifieerbare verklaring over de herkomst van het geld gegeven, en derhalve dient vrijspraak te volgen, aldus de raadsvrouw. Mocht de rechtbank dit standpunt niet volgen dan verzoekt de raadsvrouw alsnog in de gelegenheid te worden gesteld meer stukken over de herkomst van het geld te overleggen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte heeft een verklaring van de Alpha Bank d.d. 14 mei 2013 overgelegd, waarin staat vermeld dat op 2 bankrekeningen van verdachte en haar echtgenoot in de periode van 2 november 2007 tot en met 14 mei 2013 een periode van circa 5 en een half jaar - in totaal een bedrag van € 50.972,- en € 22.667,14,- is gedebiteerd.
Naar het oordeel van de rechtbank is met deze bankverklaring niet aannemelijk geworden dat het geldbedrag dat verdachte op 1 mei 2013 op de luchthaven Schiphol deels verstopt met zich vervoerde van deze bankrekeningen afkomstig zou zijn. Los van de omstandigheid dat geen afschriften van bankopnamen in de periode direct voorafgaand aan 30 april 2013 - de datum waarop verdachte Nederland ook met het geldbedrag zou zijn ingereisd  zijn overgelegd, en de verklaring van de bank ook een (korte) periode na 30 april 2013 behelst, heeft verdachte zelf, steeds een andere, wisselende verklaring afgelegd over de herkomst van het geld.
Zo heeft verdachte op 1 mei 2013 zowel tegenover de beveiliging op Schiphol als bij de douane verklaard dat zij het geld van haar vader zou hebben gekregen om in Nederland een enkele dag te gaan winkelen. De volgende dag, op 2 mei 2013, verklaart verdachte het geld samen met haar vader te hebben gespaard en voor haar vertrek te hebben omgewisseld in euro’s. Haar vader zou het geld hebben klaargemaakt en verteld hebben dat het ongeveer € 30.000,- zou zijn. Verdachte zou één bankrekening hebben in Roemenië. Vervolgens verklaart verdachte in ditzelfde verhoor dat een deel van het bedrag afkomstig zou zijn uit de verkoop van twee appartementen in Albanië twee à drie jaar geleden. Ook zou een deel van het geld afkomstig zijn van een schenking van haar schoonvader aan verdachte en haar echtgenoot. Verdachte zou over stukken beschikken en deze kunnen overleggen (faxen). Verdachte en haar man zouden beiden werkloos zijn.
Verdachte heeft de door haar toegezegde bewijsstukken omtrent de gestelde verkoop van appartementen en schenkingen niet overgelegd, maar verwijst nu met name naar voornoemde bankverklaring. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte met de overlegging van deze bankverklaring, mede bezien in het licht van haar wisselende verklaringen, de herkomst van het geld op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt. Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk aan te merken verklaring gegeven voor de herkomst van het geld.
Integendeel, de rechtbank is van oordeel dat verdachte een hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft afgelegd over het doel van haar korte verblijf in Nederland en de bestemming van het aangetroffen geldbedrag. Verdachte zou op 30 april 2013 een duur vliegticket van € 749,- hebben aangeschaft om enkele uren later in het bezit van een bedrag van meer dan € 30.000,- , in voornamelijk kleine coupures van 20 en 50 eurobiljetten, naar Nederland te reizen met als enige doel de aanschaf van elektronica, waaronder een playstation, welke goederen hier goedkoper zouden zijn. Ook zou op de dag van 30 april 2013, nota bene de dag van de inhuldiging van de koning, een hotel in het centrum zijn geboekt, waarvan verdachte de naam niet weet en waarvan zij aangeeft dit ook niet meer terug te kunnen vinden. Ook blijkt verdachte in het geheel geen elektronicagoederen te hebben aangeschaft, omdat de prijzen helemaal niet redelijk zouden zijn geweest. Verdachte heeft verklaard niemand in Nederland te kennen, doch in een bij haar in beslag genomen telefoon worden drie Nederlandse telefoonnummers aangetroffen. Bij het oordeel dat de verklaring van verdachte ongeloofwaardig is, betrekt de rechtbank ook nog het feit dat op een bij haar aangetroffen Sim kaart onder meer de volgende SMS-berichten worden aangetroffen. Een aangetroffen bericht van 30 april 2013 luidt: “Wacht, want ze zijn het geld aan het overbrengen” en een aangetroffen bericht van 1 mei 2013 luidt onder andere: “zijn jullie er door gekomen”. Tenslotte blijkt uit gegevens van de Nederlandse bank dat 17 van de aangetroffen biljetten in de periode van 9 februari 2012 en 22 maart 2013 in Nederland gecirculeerd hebben, hetgeen wederom een sterke indicatie is dat de verklaring van verdachte niet kan kloppen.
Dit alles in onderlinge samenhang bezien, rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank de conclusie dat de afgelegde de verklaringen van verdachte volstrekt ongeloofwaardig en ook onvoldoende concreet en verifieerbaar en dus hoogst onwaarschijnlijk zijn.
De rechtbank is op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, en gelet op de wijze waarop verdachte het geld vervoerde, van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het bij verdachte aangetroffen geld onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig moet zijn en dat verdachte dat ook wist. Verdachte heeft zich derhalve opzettelijk schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van in totaal € 31.105,-.
Gelet op het vorenoverwogene ziet de rechtbank geen aanleiding om verdachte in de gelegenheid te stellen verdere stukken te overleggen. Verdachte is daartoe ook ruimschoots in de gelegenheid geweest. Het subsidiaire verzoek van de raadsvrouw daartoe dat naar het oordeel van de rechtbank evenmin concreet was  , zal dan ook worden afgewezen.
3.4 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
zij op 1 mei 2013, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, een voorwerp, te weten een geldbedrag te weten 31.105 euro, voorhanden heeft gehad, terwijl zij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
witwassen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
6.1 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Tevens vordert de officier van justitie de verbeurdverklaring van € 31.105,-.
6.2 Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
6.3 Hoofdstraf
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van
€ 31.105. Door dergelijke witwaspraktijken wordt het plegen van criminele activiteiten in stand gehouden en indirect ook bevorderd, want zonder personen als verdachte die criminele gelden een (schijnbaar) legale herkomst verschaffen, is het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Verdachte heeft zich bij haar handelen kennelijk slechts laten leiden door financieel gewin en heeft geen oog gehad voor de schadelijke gevolgen hiervan voor de samenleving.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
6.4 Bijkomende straf
De rechtbank is van oordeel dat het een geldbedrag van € 31.105, dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bewezen verklaarde feit met betrekking tot dat voorwerp, dat aan verdachte toebehoort, is begaan.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 33, 33a, 34, 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van drie (3) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
een geldbedrag van € 31.105,-.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M. Sassenburg, voorzitter,
mr. Th.M. van Wassenaer-Westgeest en mr. C.A. Boom, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.W. van der Hoek,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 december 2013.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 1 mei 2013.
3.Proces-verbaal van aanhouding d.d. 1 mei 2013.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 mei 2013.
5.Een schriftelijk bescheid, te weten een overdrachtsformulier goederen d.d. 2 mei 2013.