Uitspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte als feit 3 en feit 4 ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 16 december 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het opzettelijk vervoeren van ongeveer 270 kilogram hasj. De tenlastelegging omvatte verschillende handelingen met betrekking tot een zeilboot, waaronder het aanschaffen, registreren en voorbereiden voor transport. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de zittingen op 26 november, 29 november en 2 december 2013 zijn de feiten besproken, waarbij de verdachte en zijn raadsman hun standpunten naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte op 20 december 2012 te Wezep samen met een medeverdachte opzettelijk heeft vervoerd een hoeveelheid van ongeveer 270 kilogram hasjiesj. De rechtbank heeft het bewijsverweer van de verdediging verworpen, waarbij werd gesteld dat de verdachte niet op de hoogte was van de inhoud van de dozen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk opzet had en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 270 dagen, waarvan 97 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder het volgen van begeleiding door de GGZ reclassering Tactus te Zwolle. De rechtbank heeft ook de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis bevolen.