ECLI:NL:RBNHO:2013:12969

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 december 2013
Publicatiedatum
3 januari 2014
Zaaknummer
HAA 13/1441
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Recht op forfaitaire aftrek voor dieetkosten bij meerdere ziektebeelden met hetzelfde dieettype

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 5 december 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. N. Essakkili, en de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Alkmaar. Het geschil betreft de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2009, waarbij eiser een dieetkostenaftrek heeft aangevraagd voor twee verschillende diëten die hem door een arts zijn voorgeschreven. Eiser heeft in zijn aangifte een bedrag van € 774 aan dieetkosten opgevoerd, maar de Belastingdienst heeft deze aftrek beperkt tot € 387, omdat beide diëten natriumbeperkt zijn en volgens de Belastingdienst niet afzonderlijk in aanmerking komen voor aftrek.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser twee diëten volgt, namelijk een natriumbeperkt dieet voor hypertensie en een natriumbeperkt diabetesdieet. Eiser stelt dat hij recht heeft op aftrek voor beide diëten, omdat deze zijn voorgeschreven voor verschillende ziektebeelden. De rechtbank oordeelt echter dat beide diëten hetzelfde dieettype zijn, namelijk natriumbeperkt, en dat er daarom geen recht bestaat op dubbele aftrek. De rechtbank verwijst naar de relevante wetgeving en het besluit van de Staatssecretaris van Financiën, waarin wordt gesteld dat voor elk ziektebeeld slechts voor één aandoening recht op aftrek bestaat, en wel het hoogste bedrag dat voor dat ziektebeeld geldt.

De rechtbank concludeert dat eiser geen recht heeft op de forfaitaire aftrek voor het natriumbeperkte dieet wegens hypertensie, omdat hij reeds een natriumbeperkt dieet volgt voor diabetes. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en bevestigt de beslissing van de Belastingdienst om de dieetkostenaftrek te beperken tot € 387. Tevens wordt het beroep tegen de beschikking heffingsrente ongegrond verklaard, omdat de beroepsgronden tegen de belastingaanslag geen doel treffen. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 13/1441
Uitspraakdatum: 5 december 2013
Uitspraak van de enkelvoudige kamer in het geding tussen
[X], wonende te [Z], eiser,
gemachtigde: mr. N. Essakkili,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Alkmaar, verweerder.

1.Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 21 november 2012 voor het jaar 2009 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (ib/pvv) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.020 en bij beschikking een bedrag van € 45 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.2.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 1 februari 2013 de aanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.
1.3.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.4.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 november 2013.
Namens eiser is zijn gemachtigde verschenen. Namens verweerder zijn verschenen mr. J.H. van Wier, J. Marsman, W.M. Put en M. Strijker.

2.Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.
Eiser heeft op 3 maart 2010 aangifte 2009 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.463. In deze aangifte heeft eiser onder meer een bedrag aan dieetkosten van € 774 in aftrek gebracht.
2.2.
Verweerder heeft bij het opleggen van de aanslag een aantal correcties aangebracht. In geschil is thans nog de correctie op de dieetkostenaftrek, welke aftrek verweerder heeft beperkt tot € 387.
2.3.
Tot de dossierstukken behoort een dieetbevestiging 2009 van de huisarts, waarop de volgende diëten zijn aangekruisd:
- natriumbeperkt in verband met hypertensie (hypertensie en hartziekten) met een aftrekbaar bedrag van € 304;
- diabetesdieet natriumbeperkt voor diabetes (metabole ziekten) met een aftrekbaar bedrag van € 387.

3.Geschil

3.1.
In geschil is de hoogte van de dieetkostenaftrek, in het bijzonder of eiser voor beide gevolgde diëten recht heeft op afrek.
3.2.
Eiser stelt, met een beroep op het Besluit van de Staatssecretaris van 21 januari 2010, dat hij recht heeft op de dieetkostenaftrek voor twee diëten, aangezien deze zijn voorgeschreven voor twee verschillende ziektebeelden, te weten het ziektebeeld ‘metabole ziekten’ en het ziektebeeld ‘hypertensie en hartziekten’.
3.3.
Verweerder neemt het standpunt in dat beide diëten natriumbeperkt zijn, zodat niet aannemelijk is dat beide diëten naast elkaar zijn gevoerd en afzonderlijk kosten zijn gemaakt. Bovendien staat in het door eiser aangehaalde besluit dat van verschillende dieettypen sprake moet zijn, wil ten aanzien van beide diëten een aftrek worden toegepast.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.1.
Ingevolge artikel 6.17, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet IB 2001, zijn extra uitgaven voor een op medisch voorschrift gehouden dieet aan te merken als uitgaven wegens ziekte, invaliditeit en bevalling, zulks tot een volgens bij ministeriële regeling te stellen bedrag. De dieetkostenregeling is opgenomen in artikel 37 van de Uitvoeringsregeling Wet IB 2001 (hierna: URIB 2001). Artikel 37, eerste lid, van de URIB 2001, bevat een schema waaruit kan worden afgeleid welk bedrag in aftrek kan worden gebracht indien een op medisch voorschrift gevolgd dieet wordt gevolgd voor een in dat schema genoemde aandoening die aan een in dat schema gegeven typering voldoet. In de laatste volzin van artikel 37, eerste lid, van de URIB 2001 is bepaald dat voor overige diëten de extra uitgaven worden gesteld op nihil. Het dieetkostenschema van artikel 37, eerste lid, van de URIB 2001 betreft derhalve een limitatieve opsomming. Indien een dieet niet is opgenomen in het schema, is aftrek van de extra uitgaven voor dat dieet als uitgaven wegens ziekte, invaliditeit en bevalling niet mogelijk. Tot slot is in het derde lid van artikel 37 van de URIB 2001 bepaald dat per ziektebeeld slechts voor één aandoening recht op aftrek bestaat en wel het hoogste van de voor het van toepassing zijnde ziektebeeld geldende bedrag.
4.1.2.
Artikel 37, tweede lid, aanhef en onder l, luidt als volgt:
“Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
l.natriumbeperkt: een voorgeschreven beperking tot 1500 milligram natrium per etmaal.”
4.1.3.
In het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 21 januari 2010, nr. DGB2010/372M (hierna: het Besluit) is onder meer het volgende opgenomen:
“(…)
3.15.2.
Dubbele dieetkosten
Bij belastingplichtige is sprake van twee afzonderlijke, op zichzelf staande, ziektebeelden (metabole ziekten en hypertensie) en aandoeningen (hypertensie en galactosemie). Voor elk ziektebeeld heeft de arts een (verschillend) dieettype (natriumbeperkt dieet en galactosevrij dieet) voorgeschreven. Kan belastingplichtige de forfaitaire aftrek voor beide dieettypen in aanmerking nemen?
Ja. Als sprake is van meerdere ziektebeelden en van verschillende dieettypen kan per dieettype een bedrag in aanmerking worden genomen. De tekst van artikel 37 van de URIB 2001 verzet zich hier niet tegen.
(…)”
4.2.
Niet in geschil is dat aan eiser door een arts twee diëten zijn voorgeschreven voor twee verschillende ziektebeelden, te weten een diabetesdieet natriumbeperkt en een natriumbeperkt dieet. De rechtbank overweegt dat sprake is van één dieettype, namelijk een natriumbeperkt dieet. Nu eiser reeds een natriumbeperkt diabetesdieet volgt, acht de rechtbank niet aannemelijk dat het natriumbeperkt dieet in verband met hypertensie daarop een afzonderlijk dan wel aanvullend dieet vormt. De door dit dieet voorgeschreven beperking van 1500 milligram natrium per etmaal diende eiser ook reeds te volgen op grond van het hem voorgeschreven natriumbeperkte diabetesdieet. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat het natriumbeperkte dieet wegens hypertensie ook geen extra kosten met zich meebrengt.
Dit strookt ook met het door eiser genoemde Besluit, waarin wordt goedgekeurd dat, indien sprake is van verschillende dieettypen, per dieettype een forfaitair bedrag in aanmerking kan worden genomen. In casu is evenwel sprake van één dieettype.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat eiser geen aanspraak kan maken op de forfaitaire aftrek in verband met een natriumbeperkt dieet wegens hypertensie.
Verweerder heeft de dieetkostenaftrek dan ook terecht beperkt tot € 387, zijnde de forfaitaire aftrek behorende bij het natriumbeperkte diabetesdieet.
4.3.
Voor zover de verwijzing van eiser naar het Besluit moet worden opgevat als een beroep op het vertrouwensbeginsel, overweegt de rechtbank dat uit de tekst van het Besluit niet in redelijkheid valt af te leiden dat ten aanzien van hetzelfde dieettype (in casu natriumbeperkt)
tweemaal de forfaitaire aftrek in aanmerking mag worden genomen. Het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt derhalve.
4.4.
Het beroep tegen de beschikking heffingsrente heeft eiser niet afzonderlijk onderbouwd. Omdat de beroepsgronden tegen de belastingaanslag geen doel treffen, zal het beroep tegen de beschikking heffingsrente eveneens ongegrond worden verklaard.
4.5.
Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond.

5.Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. van Dongen, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. M.C. Anema, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 december 2013.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.