In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 31 december 2013 uitspraak gedaan over de verlenging van de looptijd van de schuldsaneringsregeling van een schuldenaar. De rechtbank constateerde dat de rechter-commissaris abusievelijk de looptijd van de schuldsaneringsregeling had verkort tot 18 maanden, terwijl de gebruikelijke termijn 36 maanden bedraagt. De schuldenaar was eerder in de schuldsaneringsregeling geplaatst bij vonnis van 28 februari 2012. De bewindvoerder had op 16 juli 2013 verzocht om de looptijd te verkorten, maar dit verzoek was gebaseerd op onjuiste informatie over de financiële situatie van de schuldenaar.
Tijdens een zitting op 19 november 2013 werd duidelijk dat de schuldenaar inmiddels wel spaarcapaciteit had, wat leidde tot een verzoek van de bewindvoerder om de looptijd van de schuldsaneringsregeling weer te verlengen naar de gebruikelijke 36 maanden. De rechtbank oordeelde dat, ondanks het verstrijken van de verkorte termijn, er nog ruimte was voor een beslissing tot verlenging, omdat de schuldenaar nog steeds onder de regeling viel en er geen slotuitdelingslijst was opgemaakt.
De rechtbank overwoog dat de belangen van de schuldeisers zwaarder wogen dan de wens van de schuldenaar om zo snel mogelijk van zijn schulden af te komen. De rechtbank besloot daarom de looptijd van de schuldsanering te verlengen met 18 maanden, tot 28 februari 2015. Deze beslissing werd genomen in het belang van de schuldeisers, gezien de spaarcapaciteit van de schuldenaar van € 323,20 per maand. De rechtbank benadrukte dat de eerdere beschikking van 16 juli 2013 op onjuiste gronden was genomen, en dat de schuldenaar recht had op een eerlijke behandeling binnen de schuldsaneringsregeling.