In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 17 december 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, de eigenaar van een gemeubileerde recreatiewoning, en de heffingsambtenaar van de gemeente Bergen over een aanslag forensenbelasting voor het jaar 2010. Eiseres had een verhuurbemiddelingsovereenkomst gesloten en stelde dat zij de woning het gehele jaar ter beschikking had gesteld aan het verhuurbedrijf. De heffingsambtenaar legde een aanslag op van € 413,60, omdat de woning meer dan 90 dagen voor eigen gebruik beschikbaar was gehouden. Eiseres voerde aan dat het ondoenlijk was om de woning van tevoren voor eigen gebruik te reserveren, en dat het redelijker was om toeristenbelasting te heffen.
De rechtbank oordeelde dat uit de verhuurbemiddelingsovereenkomst bleek dat eigen gebruik niet was uitgesloten en dat eiseres de woning in 2010 gedurende 29 dagen zelf had gebruikt, terwijl deze gedurende 80 dagen verhuurd was. Dit leidde tot de conclusie dat de woning in 2010 meer dan 90 dagen voor eigen gebruik ter beschikking stond. De rechtbank volgde de argumentatie van de heffingsambtenaar en concludeerde dat de aanslag forensenbelasting terecht was opgelegd. Eiseres' beroep werd ongegrond verklaard.
De rechtbank benadrukte dat de stelling van eiseres dat het redelijker was om toeristenbelasting te heffen, geen afbreuk deed aan de conclusie dat het belastbare feit zich had voorgedaan. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof te Amsterdam binnen zes weken na verzending van de uitspraak.