ECLI:NL:RBNHO:2013:12632

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 oktober 2013
Publicatiedatum
19 december 2013
Zaaknummer
C/14/149593 / HA RK 13-104
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk wegens gebrek aan onderbouwing

Op 29 oktober 2013 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zitting houdende in Alkmaar, uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van mr. B.W.M. Zegers, advocaat te Edam, tegen mr. J.J. van der Valk, de behandelend rechter in een aanhangige civiele zaak. Het wrakingsverzoek werd ingediend op 14 oktober 2013, na de aankondiging van een comparitie van partijen op 17 oktober 2013. Verzoeker stelde dat er ernstige twijfels bestonden over de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter, maar onderbouwde deze claim niet met objectieve feiten of omstandigheden. De wrakingskamer oordeelde dat de vrees voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was en dat het verzoek tot wraking kennelijk niet-ontvankelijk was. De wrakingskamer benadrukte dat een verzoek tot wraking gemotiveerd moet zijn en dat de verzoekende partij feiten moet aanvoeren die het vermoeden van partijdigheid wettigen. Aangezien verzoeker enkel verwees naar een niet nader omschreven rapport zonder enige onderbouwing, werd het verzoek buiten behandeling gesteld. De beslissing werd genomen door mr. P.H.B. Littooy en uitgesproken in tegenwoordigheid van griffier mr. J.A. Huisman.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Wrakingskamer
zaaknummer: C/14/149593 / HA RK 13-104
Datum uitspraak : 29 oktober 2013
BESLISSINGop het schriftelijk verzoek tot wraking ingevolge artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van:

Mr. B.W.M. Zegers,

kantoorhoudende te Edam,
handelend in zijn hoedanigheid als advocaat van na te noemen [cliente],
hierna te noemen: verzoeker.
1 PROCESVERLOOP
Bij brief van 14 oktober 2013 heeft verzoeker een verzoek gedaan tot wraking van
mr. J.J. van der Valk (hierna te noemen: de rechter) als behandelend rechter in de bij deze rechtbank, sectie kanton locatie Zaandam, aanhangige zaak met zaaknummer 2151 CV EXPL 13-4552.
De rechter heeft niet berust in de wraking en heeft het verzoek in handen gesteld van de griffier van de wrakingskamer.
De wrakingskamer heeft op grond van de hierna opgenomen overwegingen besloten geen datum te bepalen voor een mondelinge behandeling van het verzoek.

2.BEOORDELING VAN HET VERZOEK

De wrakingskamer stelt het volgende voorop. Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan de rechter die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij geldt als uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij partijdig is, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het (subjectieve) standpunt van verzoeker daarover is belangrijk, maar niet doorslaggevend; de vrees voor partijdigheid moet objectief gerechtvaardigd zijn.
Verzoeker heeft het verzoek tot wraking gedaan nadat de rechter een comparitie van partijen had gelast waarvan de datum was bepaald op 17 oktober 2013.
Naar het oordeel van de wrakingskamer dient het verzoek wegens kennelijke
niet-ontvankelijkheid buiten behandeling te worden gesteld.
Verzoeker heeft als wrakingsgrond aangevoerd dat zowel bij zijn cliënte, mevrouw
[cliente], domicilie gekozen hebbend ten kantore van verzoeker, als bij verzoeker zelf ernstige twijfel bestaat of de rechter wel als onafhankelijk en onpartijdig rechter in deze zaak kan optreden. Ter onderbouwing van deze grond heeft verzoeker verwezen naar een drietal bladzijden, “kennelijk afkomstig van een aan de rechter bekend IRM rapport”.
De rechter heeft bij brief van 16 oktober 2013 als zijn standpunt te kennen gegeven dat hij niet zal berusten in het wrakingsverzoek waarvoor geen objectieve gronden zijn aangevoerd.
De hierboven genoemde bladzijden zijn hem in die zin bekend dat verzoeker deze reeds eerder in het kader van een andere procedure heeft getoond. De rechter vermoedt dat het stuk is opgesteld door een werkgroep die actief was in de jaren ‘90 van de vorige eeuw.
Onder verwijzing naar het hierboven genoemde wettelijke kader alsmede naar paragraaf 4.1. van het hierna te noemen wrakingsprotocol van deze rechtbank dient een verzoek tot wraking gemotiveerd te zijn. De verzoekende partij dient opgave te doen van de feiten en omstandigheden die het vermoeden wettigen dat de rechter bij de behandeling van de zaak niet onpartijdig of niet onafhankelijk zal zijn.
Verzoeker heeft aan dit vereiste niet voldaan. Immers, door de enkele verwijzing naar enkele pagina’s uit een niet nader omschreven stuk dat blijkens de inhoud betrekking heeft op procedures die omstreeks twintig jaar geleden zijn gevoerd, heeft verzoeker hieraan niet voldaan. Verzoeker heeft evenmin de moeite genomen om te onderbouwen dat en op welke grond een of meer van die in de vorige eeuw gevoerde procedures enig verband zouden kunnen hebben met de onderhavige zaak. Ook kennisneming van de in bedoeld stuk genoemde namen van partijen en procesvertegenwoordigers leidt niet tot de slotsom van enig mogelijk verband.
Het verzoek mist dan ook iedere onderbouwing, zodat het zich niet leent voor inhoudelijke beoordeling.
Overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 9.1. in samenhang met paragraaf 4.1. van het wrakingsprotocol van deze rechtbank – op internet te vinden op de website van deze rechtbank onder: www. rechtspraak.nl/ Organisatie/ Rechtbanken/ Rechtbank
Noord-Holland/ Regels en procedures – zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid buiten behandeling stellen.

3.BESLISSING

De rechtbank:
- stelt het verzoek tot wraking buiten behandeling.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.H.B. Littooy, en uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. J.A. Huisman, griffier, ter openbare terechtzitting van
29 oktober 2013.