ECLI:NL:RBNHO:2013:12626

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 augustus 2013
Publicatiedatum
19 december 2013
Zaaknummer
C/14/148187 / HA RK 13/76
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen kinderrechter na uitspraak in jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 26 augustus 2013 een beslissing genomen over een wrakingsverzoek van een verzoekster tegen de kinderrechter, mr. M.E.J. van Lieshout-Segers. Het wrakingsverzoek volgde op een eerdere uitspraak van de kinderrechter, waarin zij het verzoek van Bureau Jeugdzorg Overijssel, locatie Zwolle, om een andere stichting te belasten met het toezicht op een minderjarige, heeft toegewezen. De kinderrechter oordeelde dat de stichting Bureau Jeugdzorg Overijssel vervangen moest worden door Bureau Jeugdzorg Noord-Holland, locatie Alkmaar. Na deze uitspraak heeft de verzoekster op 21 augustus 2013 schriftelijk medegedeeld de kinderrechter te wraken.

De wrakingskamer heeft overwogen dat het verzoek tot wraking kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het verzoek is ingediend nadat de kinderrechter haar beslissing had genomen. Volgens artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient een verzoek tot wraking te worden gedaan zodra feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Dit kan schriftelijk of mondeling, maar moet voor de einduitspraak gebeuren. Aangezien het wrakingsverzoek pas na de uitspraak is ingediend, is de verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot wraking.

De beslissing is genomen door de wrakingskamer, bestaande uit mr. L.J. Saarloos, met mr. S.C. Naeije als griffier. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open. De griffier is belast met het onverwijld mededelen van deze beslissing aan de verzoekster en de kinderrechter.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
Wrakingnummer: C/14/148187 / HA RK 13/76
Rekestnummer: C/14/147554 / OT RK 13/958
Beslissing van 26 augustus 2013
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: verzoekster.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. M.E.J. van Lieshout-Segers,
hierna te noemen: de kinderrechter.

1.Overwegingen

Ter terechtzitting met gesloten deuren op 20 augustus 2013 is de kinderrechter overgegaan tot behandeling van het verzoekschrift van Bureau Jeugdzorg Overijssel, locatie Zwolle, ertoe strekkende een andere stichting te belasten met het toezicht op de minderjarige [minderjarige], geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum]. Tijdens die behandeling zijn de heer W.J. Steenbergen, namens Bureau Jeugdzorg Overijssel, en mevrouw Y. Gerrits, namens Bureau Jeugdzorg Noord-Holland aanwezig.
Voorts zijn verzoekster en de partner van verzoekster, de heer [partner], verschenen.
Uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling blijkt het volgende.
Nadat partijen hun standpunten hebben toegelicht heeft de kinderrechter haar beslissing ter terechtzitting uitgesproken. Zij heeft het verzoek van Bureau Jeugdzorg Overijssel, locatie Zwolle toegewezen. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de stichting Bureau Jeugdzorg Overijssel, locatie Zwolle, vervangen dient te worden door de stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Holland, locatie Alkmaar. Verzoekster heeft hierop op 21 augustus 2013 schriftelijk medegedeeld de kinderrechter te wraken.
Artikel 37 Rv bepaalt dat een verzoek tot wraking gedaan wordt zodra feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Het verzoek geschiedt schriftelijk en gemotiveerd en kan na de aanvang van de terechtzitting ook mondeling geschieden. Een wrakingsverzoek kan derhalve worden ingediend in elke stand van het geding – mits vóór de einduitspraak – zodra de wrakingsgronden bekend zijn (HR 18 december 1998, NJ 1999, 271).
Het onderhavige verzoek tot wraking is schriftelijk gedaan,
nadatde kinderrechter uitspraak had gedaan. Reeds op deze grond dient verzoekster niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar verzoek tot wraking.

2.Beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank:
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking;
- beveelt dat de griffier van de wrakingskamer onverwijlde mededeling van deze beslissing doet aan verzoekster en aan de kinderrechter.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.J. Saarloos, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Naeije, griffier, op 26 augustus 2013.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.