Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 13 december 2013 in de zaak tussen
Procesverloop
Overwegingen
“Rond om de bestemming “Bijzondere doeleinden” loopt inderdaad een smalle strook met de bestemming “Tuin I” met een breedte variërend van circa 2 tot 4 meter. Deze bestemming kende veel beperktere bebouwingsmogelijkheden dan de bestemming “Tuin II”. Deze aanpassing leidt evenwel niet tot een aanpassing van de hoogte van de geadviseerde tegemoetkoming in schade en wel om de volgende redenen. De bestemming “Maatschappelijk” overschrijdt aan de noordzijde niet de bestemmingsgrens(naar ter zitting is komen vast te staan: het bouwvlak)
van de voorafgaande bestemming “Bijzondere doeleinden”. Aan de oostzijde vindt wel een overschrijding plaats in zowel de bestemming “Tuin I” en “Tuin II”. De bestemming “Tuin I” heeft ter plaatse een breedte van circa 4 meter. Voor circa 11 meter valt de overschrijding in “Tuin II”. De bestemming “Tuin I” welke aan de oostzijde ligt tussen de bestemmingen “Tuin II” en “Bijzondere doeleinden” werd vanuit de woning en tuin van aanvragers grotendeels of geheel aan het zicht onttrokken door de bebouwingsmogelijkheden op de tussenliggende bestemmingen “Groenvoorzieningen” en “Tuin II”. De wijziging qua bebouwingsmogelijkheden ten opzichte van mijn eerdere advies zijn visueel te verwaarlozen. De opvatting van de adviseur van aanvragers dat sprake is van een forse toename van het bouwvolume is juist in relatie tot de bestemming “Tuin I” doch leidt, zoals hiervoor aangegeven, vanwege de bebouwingsmogelijkheden op tussenliggende gronden niet tot planologisch nadeel. Ik wijs er bovendien nogmaals op, dat het bouwvolume van de bestemming “Maatschappelijk” ten opzichte van de voorafgaande bestemming “Bijzondere doeleinden” evenwel is afgenomen. Voorheen was ten zuiden tot ten zuidwesten van woning van aanvragers een vergelijkbare bestemming dan de bestemming “Maatschappelijk” mogelijk, te weten “Bijzondere doeleinden” met een groter bouwvolume. Het opschuiven van een deel van het bouwvolume van de bestemming “Bijzondere doeleinden” in oostelijke richting leidt voor wat betreft de opeenvolgende bebouwingsmogelijkheden niet tot planologisch nadeel vanwege de bebouwingsmogelijkheden binnen de bestemming “Tuin II”, welke mede als tussenliggende bestemming aanwezig was, en voor wat betreft de opeenvolgende gebruiksmogelijkheden leidt de overlast van de functie niet tot planologisch nadeel omdat de woning van aanvragers vóór en na de planologische wijziging uit een oogpunt van milieu, ik doel op schadefactoren geluid, geur, gevaar en stof, eenzelfde bescherming toekomt. De immissie op de woning van aanvragers vóór en na de planologische wijziging is niet gewijzigd.