In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 17 december 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, eigenaar van een gemeubileerde recreatiewoning, en de heffingsambtenaar van de gemeente Bergen over de aanslag forensenbelasting voor het jaar 2010. Eiser had een aanslag van € 1.223,20 ontvangen, welke hij betwistte. Hij stelde dat hij de woning slechts 5 dagen had gebruikt en dat de woning gedurende 137 dagen verhuurd was geweest, waardoor hij niet aan de voorwaarden voor de forensenbelasting voldeed. De rechtbank oordeelde dat de verhuurbemiddelingsovereenkomst niet uitsloot dat eiser de woning voor eigen gebruik kon reserveren, en dat hij de woning in 2010 meer dan 90 dagen ter beschikking had gehad voor eigen gebruik. De rechtbank concludeerde dat de aanslag forensenbelasting terecht was opgelegd, omdat de woning gedurende 223 dagen beschikbaar was gehouden voor eiser en zijn gezin.
Eiser voerde aan dat hij ongelijk werd behandeld ten opzichte van inwoners van de gemeente Bergen, maar de rechtbank oordeelde dat de onroerende-zaakbelastingen en de forensenbelasting op basis van de Gemeentewet naast elkaar geheven konden worden. De rechtbank verwierp ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel, omdat er geen vergelijkbare gevallen waren waarin ongelijk was behandeld. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de aanslag forensenbelasting.