In deze zaak, uitgesproken op 2 oktober 2013 door de Rechtbank Noord-Holland, staat de eigendom van een perceel centraal dat in het kader van een ruilverkaveling aan Staatsbosbeheer is toebedeeld. De eiser, aangeduid als [eiser] c.s., heeft zijn woonschip in 1976 aangemeerd aan het perceel en stelt dat hij door verjaring eigenaar is geworden. De rechtbank oordeelt dat de akte van toedeling, opgemaakt op 4 oktober 2002, als titel voor de rechten geldt en dat de eigendom van het perceel aan Staatsbosbeheer is toegekend, onafhankelijk van eerdere rechten. De rechtbank stelt vast dat de verjaringstermijn niet van toepassing is, omdat de ruilverkaveling een nieuw eigendomsrecht heeft gecreëerd. De rechtbank wijst de vorderingen van [eiser] c.s. af en bevestigt dat Staatsbosbeheer de eigenaar is van het perceel. De rechtbank oordeelt verder dat er geen sprake is van rechtsverwerking, omdat er geen bijzondere omstandigheden zijn die het gerechtvaardigd vertrouwen wekken dat de aanspraak niet meer geldend gemaakt zal worden. De vordering tot ontruiming van het perceel door Staatsbosbeheer wordt toegewezen, evenals de vordering tot betaling van schadevergoeding voor het onrechtmatig gebruik van het perceel. De rechtbank legt een dwangsom op voor het geval [eiser] c.s. niet aan de ontruimingsverplichting voldoet. De proceskosten worden toegewezen aan Staatsbosbeheer.