ECLI:NL:RBNHO:2013:11870

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 december 2013
Publicatiedatum
11 december 2013
Zaaknummer
RK 13/1781
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 89 Sv na vrijspraak in strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 16 december 2013 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker, die eerder gedetineerd was in verband met een PIJ-maatregel, had een verzoek ingediend voor schadevergoeding na vrijspraak van een nieuwe verdenking. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker niet-ontvankelijk was in dat onderdeel van het verzoek, omdat de strafrechter alleen bevoegd is om te beslissen over schade die voortvloeit uit ondergane voorlopige hechtenis. De verzoeker had in totaal 67 dagen in voorlopige hechtenis gezeten, maar de rechtbank kon alleen oordelen over de schade die was geleden vanaf de datum van aanvang van de voorlopige hechtenis op 23 juni 2013. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker recht had op een schadevergoeding van € 11.270,-, bestaande uit € 10.720,- voor immateriële schade en € 550,- voor de kosten van de raadsman. De rechtbank heeft de vergoeding toegewezen ten laste van de Staat en de uitbetaling bevolen op de bankrekening van de verzoeker. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige raadkamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Strafrecht
Locatie Alkmaar
Meervoudige raadkamer
Registratienummers: 13/1781 en 13/1782
Uitspraakdatum: 16 december 2013
beschikking(art. 89 en 591a Sv.)

1.Ontstaan en loop van de procedure

Op 15 oktober 2013 is ter griffie van de rechtbank Noord-Holland ingekomen een door
mr. R.J. Mesland, advocaat, ingediend verzoekschrift van
[verzoeker],verzoeker, wonende te Alkmaar,
woonplaats kiezende te Haarlem, aan de Nieuwe Gracht 5a,
op het kantoor van mr. Mesland voornoemd.
Het verzoekschrift strekt tot toekenning van een vergoeding ten laste van de Staat ten bedrage van
  • € 32.880,- ter zake van de immateriële schade die verzoekster stelt te hebben geleden ten gevolge van ten onrechte ondergane verzekering;
  • € 540,- wegens de kosten van bijstand met betrekking tot het opstellen en indienen van het onderhavige verzoekschrift en de behandeling daarvan in raadkamer.
De officier van justitie heeft gesuggereerd de beslissing op het verzoek te doen nemen door een meervoudige in plaats van een enkelvoudige kamer. De rechtbank heeft die suggestie overgenomen en de mondelinge behandeling van dit verzoekschrift vastgesteld op 2 december 2013.

2.Beoordeling

Deze rechtbank heeft bij vonnis van 29 augustus 2013 verzoeker vrijgesproken. Tegen die uitspraak is geen hoger beroep ingesteld, zodat die beslissing inmiddels onherroepelijk is geworden.
Het verzoekschrift is op 15 oktober 2013 en dus tijdig ingediend.
Op de voet van het bepaalde in de artikelen 89, 90 en 591a van het Wetboek van Strafvordering kan verzoeker – nu de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht – aanspraak maken op vergoeding van de door verzoeker ten gevolge van ten onrechte ondergane verzekering of voorlopige hechtenis geleden schade, voor zover daartoe gronden van billijkheid aanwezig zijn.
In het verzoekschrift wordt het bijzondere karakter van de onderhavige zaak belicht.Verzoeker zat in verband met een voor een andere zaak eerder opgelegde PIJ-maatregel (vonnis van deze rechtbank van 5 maart 2009) in jeugdinrichting Rentray in Lelystad. In dat kader zou verzoeker op een zeker moment in aanmerking komen voor verloven en voor een stage- en trainingsperiode (STP). Dat blijkt uit de overgelegde stukken ter zake van de verlengingsbeschikking van 4 juli 2012 van deze rechtbank. Op die datum is de PIJ-maatregel met negen maanden verlengd.
Tijdens de volgende PIJ-verlengingszitting is onder meer in het PIJ-advies van 8 januari 2013 opgenomen dat de verlofstatus van verzoeker met ingang van 15 juli 2012 werd bevroren vanwege de verdenking van verkrachting van zijn zus (van welk feit verzoeker uiteindelijk op 29 augustus 2013 is vrijgesproken). Bovendien is het STP-traject stilgezet.
Bij beslissing van 23 maart 2013 werd de PIJ-maatregel met drie maanden verlengd, tot 23 juni 2013.
Op de zitting van deze rechtbank van 10 juni 2013 in de onderhavige zaak werd de gevangenneming van verzoeker bevolen per 23 juni 2013. Verzoeker heeft vanaf 23 juni 2013 tot 29 augustus 2013 in voorlopige hechtenis gezeten.
De verzochte vergoeding is gebaseerd op het standpunt dat verzoeker 67 dagen in voorlopige hechtenis heeft gezeten en 344 dagen materieel voorlopig is gehecht. Voor wat betreft deze laatste periode vanaf 15 juli 2012 (verlofstatus bevroren) tot de datum van aanvang van de voorlopige hechtenis (23 juni 2013).
De rechtbank oordeelt hierover als volgt.
Zoals hiervoor aangegeven heeft de strafrechter de bevoegdheid om te beslissen over de schade van verzoeker als gevolg van de ondergane verzekering of voorlopige hechtenis. Verzoeker is in deze zaak niet in verzekering gesteld. De voorlopige hechtenis is in deze zaak aangevangen op 23 juni 2013. Dat betekent dat de rechtbank slechts over de door verzoeker geleden schade vanaf 23 juni 2013 kan oordelen.
Voor zover het verzoek ziet op de daaraan voorafgaande periode is verzoeker daarom niet-ontvankelijk.
Daarom kan verder in het midden blijven de vraag of verzoeker zonder de verdenking in de onderhavige strafzaak ook 344 dagen in de jeugdinrichting zou hebben (moeten) verblijven.
Gelet op wat in het verzoekschrift en tijdens de zitting is aangevoerd over de detentie van verzoeker vindt de rechtbank in deze zaak wel een hogere vergoeding dan de forfaitaire (€ 80,- per dag) op zijn plaats. Gelet op alle omstandigheden acht de rechtbank een vergoeding van € 160,- per dag billijk.
Ter zake van het opstellen, indienen en ter zitting toelichten van het onderhavige verzoekschrift acht de rechtbank de forfaitaire vergoeding van € 550,- toewijsbaar.
Het verzoek zal derhalve worden ingewilligd op de wijze als hieronder is aangegeven.

3.Beslissing

De rechtbank:
Kent aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van
€ 11.270,-
(zegge: elfduizend tweehonderdzeventig euro), welk bedrag als volgt is samengesteld:
€ 10.720,- immateriële schadevergoeding
€ 550,- kosten van de raadsman voor de indiening en behandeling van het
verzoekschrift.
Beveelt de uitbetaling door de griffier van deze rechtbank van de bij deze beschikking aan verzoeker toegekende vergoeding op de bankrekening van
Stichting Beheer Derdengelden Mesland & Vroegh Advocaten, rekeningnummer 49.08.98.025, onder vermelding van “[verzoeker] /89 Sv”.

4.Samenstelling raadkamer en uitspraakdatum

Deze beschikking is gegeven door
mr. L.J. Saarloos, voorzitter en
mr. A.S. van Leeuwen en mr. J. van Beek, rechters,
in tegenwoordigheid van W. Veenstra, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2013.
De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.