Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Ontstaan en loop van het geding
€ 30.506 en een verliesverrekening van € 28.908.
2.Tussen partijen vaststaande feiten
nihil
2.004+
1.695+
€ 20.234 negatief.
€ 1.730 respectievelijk € 2.690 moeten bedragen. Verweerder stelt voor het belastbaar inkomen uit werk en woning als volgt vast te stellen:
nihil
4.42+
3.63-
6.968-
1.867-
1.695+
18.499-
3.Geschil
€ 1.730) en de correctie van de rentekosten van € 10.759 (in het verweerschrift verminderd tot € 2.690) ten onrechte in aanmerking zijn genomen. Verweerder neemt het tegenovergestelde standpunt in. Niet is in geschil dat eiser, indien het standpunt van verweerder wordt gevolgd, recht heeft op een aanvullende heffingskorting van € 1.513.
4.Beoordeling van het geschil
5.Proceskosten
6.Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de belastingaanslag tot een berekend naar een inkomen uit werk en woning van € 18.499 onder verrekening van een verlies uit werk en woning van € 18.499, en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 44 vergoedt.
mr. G.H. de Soeten, rechters, in tegenwoordigheid van drs. A. Jones, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2013.