In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 12 november 2013 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het beroep van twee eisers tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem. De eisers hadden beroep ingesteld tegen een besluit waarbij hun verzoek om maatwerkvoorschriften in te trekken, was afgewezen. Eiser sub 1 had echter geen bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit, wat volgens artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht betekent dat hij niet-ontvankelijk is in zijn beroep. De rechtbank oordeelde dat eiser sub 1 redelijkerwijs verweten kon worden dat hij geen bezwaar had gemaakt, waardoor zijn beroep niet-ontvankelijk werd verklaard.
Daarnaast was eiser sub 2 geen eigenaar van het pand waar de maatwerkvoorschriften op van toepassing waren en huurde hij het pand ook niet meer. De rechtbank stelde vast dat eiser sub 2 geen belang had bij de beoordeling van het bestreden besluit, aangezien hij geen rechtsmiddelen had aangewend tegen het primaire besluit. Ook zijn beroep werd daarom niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en verklaarde het beroep van beide eisers niet-ontvankelijk. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.