ECLI:NL:RBNHO:2013:10935

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 november 2013
Publicatiedatum
14 november 2013
Zaaknummer
AWB-12_1882
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van beroep tegen maatwerkvoorschriften in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 12 november 2013 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het beroep van twee eisers tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem. De eisers hadden beroep ingesteld tegen een besluit waarbij hun verzoek om maatwerkvoorschriften in te trekken, was afgewezen. Eiser sub 1 had echter geen bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit, wat volgens artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht betekent dat hij niet-ontvankelijk is in zijn beroep. De rechtbank oordeelde dat eiser sub 1 redelijkerwijs verweten kon worden dat hij geen bezwaar had gemaakt, waardoor zijn beroep niet-ontvankelijk werd verklaard.

Daarnaast was eiser sub 2 geen eigenaar van het pand waar de maatwerkvoorschriften op van toepassing waren en huurde hij het pand ook niet meer. De rechtbank stelde vast dat eiser sub 2 geen belang had bij de beoordeling van het bestreden besluit, aangezien hij geen rechtsmiddelen had aangewend tegen het primaire besluit. Ook zijn beroep werd daarom niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en verklaarde het beroep van beide eisers niet-ontvankelijk. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/1882

uitspraak van de meervoudige kamer van 12 november 2013 in de zaak tussen

1.
[eiser 1], handelend onder de naam [naam], te [vestigingsplaats],
2.
[eiser 2], handelend onder de naam [naam], te [vestigingsplaats],
eisers,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, verweerder

(gemachtigden: M. Saarloos en R. de Vries).

Procesverloop

Bij besluit van 11 oktober 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eisers afgewezen om met toepassing van artikel 8.42, vierde lid, van de Wet milieubeheer de maatwerkvoorschriften in te trekken die zijn gesteld ten aanzien van het pand aan [adres] (hierna: het pand).
Bij brief van 16 november 2011 heeft eiser sub 2 bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
Bij besluit van 14 juni 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser sub 2 ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 mei 2013. Eisers zijn, zonder voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigden. Het onderzoek ter zitting is geschorst teneinde nadere inlichtingen in te winnen bij eisers. Eiseres sub 1 heeft bij e-mail van 6 juni 2013 een reactie ingezonden.
Op 2 oktober 2013 heeft een nadere zitting plaatsgevonden. Eisers zijn, ondanks dat zij daartoe ambtshalve zijn opgeroepen, niet verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1.
De rechtbank moet de ontvankelijkheid van het beroep ambtshalve beoordelen.
2.1
Met betrekking tot de ontvankelijkheid van het beroep voor zover dat is ingesteld door eiseres sub 1 overweegt de rechtbank als volgt.
2.2
Op grond van artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht kan geen beroep worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen bezwaar heeft gemaakt.
2.3
De rechtbank stelt vast dat eiseres sub 1 voorafgaand aan het instellen van beroep tegen het bestreden besluit geen bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit. Gesteld noch gebleken is dat eiseres sub 1 hiervan redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt. Het beroep voor zover dat is ingesteld door eiseres sub 1 is gelet hierop niet-ontvankelijk.
3.1
Met betrekking tot de ontvankelijkheid van het beroep voor zover dat is ingesteld door eiser sub 2 overweegt de rechtbank als volgt.
3.2
Vaststaat dat eiser sub 2 geen eigenaar is van het pand. Voorts staat vast dat
eiser sub 2 het pand thans niet meer huurt en dat hij in het pand geen café meer exploiteert.
3.3
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State – zie bijvoorbeeld de uitspraak van 7 oktober 2009, ECLI:NL:RVS:2009: BJ9457 ‒
is de bestuursrechter alleen dan tot het beoordelen van rechtsvragen geroepen als dat van betekenis is voor het geschil met betrekking tot een besluit van een bestuursorgaan. Daarbij geldt dat het doel dat de rechtzoekende voor ogen staat, met het ingestelde rechtsmiddel moet kunnen worden bereikt en voor hem feitelijk van betekenis moet zijn.
3.4
De rechtbank heeft eiser sub 2, nadat zij het onderzoek ter zitting op 22 mei 2013 had geschorst, bij brief van 28 mei 2013 uitdrukkelijk in de gelegenheid gesteld aan te geven waarin zijn belang bij het ingestelde beroep, gelet op het onder 3.2 overwogene, nog is gelegen. Eiser sub 2 heeft niet op deze brief gereageerd. De rechtbank heeft eiser sub 2 vervolgens ambtshalve opgeroepen ter nadere zitting van 2 oktober 2013 te verschijnen. Eiser sub 2 is niet ter zitting verschenen. Gesteld noch gebleken is aldus dat eiser sub 2, ondanks het onder 3.2 overwogene, niettemin een belang heeft behouden bij een beoordeling van het bestreden besluit.
3.5
Naar aanleiding van de e-mail van eiseres sub 1 van 6 juni 2013 overweegt de rechtbank nog als volgt. Indien de eigenaar tevens verhuurder van het pand van mening is dat hij belang heeft bij de beoordeling van het bestreden besluit, betekent dit nog niet dat hij als partij kan deelnemen aan dit geding. De eigenaar tevens verhuurder van het pand heeft immers zelf geen rechtsmiddelen tegen het primaire en bestreden besluit aangewend. De belangen van de eigenaar tevens verhuurder van het pand zijn daarnaast niet te vereenzelvigen met die van eiser sub 2. Ook hierin is dus geen belang gelegen.
3.6
Gelet op het vorenstaande is het beroep ook voor zover dat is ingesteld door eiser sub 2 niet-ontvankelijk.
4.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Lauryssen, voorzitter, mr. M. Kraefft en
mr. S.M. Auwerda, leden, in aanwezigheid van mr. W.I.K. Baart, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 november 2013.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.