ECLI:NL:RBNHO:2013:10922

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 november 2013
Publicatiedatum
14 november 2013
Zaaknummer
15/840057-12
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integrale vrijspraak van het medeplegen van invoer van cocaïne via de luchthaven Schiphol

Op 14 november 2013 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van de invoer van cocaïne via de luchthaven Schiphol. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De tenlastelegging omvatte verschillende handelingen die de verdachte zou hebben verricht in verband met de invoer van verdovende middelen, waaronder het onderhouden van contact met medeverdachten en het maken van afspraken over de invoer van cocaïne. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de deelname van de verdachte aan de OVC-gesprekken op 24 januari, 4 februari en 9 februari 2012 niet kon worden bewezen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte niet de enige gebruiker was van een Blackberry-toestel dat in verband werd gebracht met de invoer van cocaïne. De rechtbank heeft de vrijspraak gemotiveerd door te wijzen op het gebrek aan bewijs, waaronder het ontbreken van identificatie van de verdachte in de OVC-gesprekken en de inconsistenties in de getuigenverklaringen. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, en het voorwaardelijke verzoek van de verdediging tot bewijsuitsluiting werd niet meer besproken, aangezien de verdachte al was vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/840057-12 (onderzoek Everest)
Uitspraakdatum: 14 november 2013
Tegenspraak (ex artikel 279 Sv)
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 21 oktober 2013 en 31 oktober 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Suriname),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
laatstelijk verblijvende te [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. L.B. Haneveld en van wat de raadsman van verdachte, mr. M.J. Bouwman, advocaat te Zaandam, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
(zaaksdossier B02):
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 januari 2012 tot en met
9 februari 2012 te Amsterdam en/of Purmerend en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of (elders) in Nederland en/of in Panama, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de opiumwet behorende lijst 1, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feiten heeft getracht te verschaffen en/of
- een of meer anderen getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat die feit(en),
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens)
- meermalen met elkaar en/of met (een) (contactpersoon van) opdrachtgever(s) en/of afnemers (telefonisch) contact gelegd en/of onderhouden en/of
- ( meermalen) afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten en/of meermalen ontmoetingen gehad en/of gearrangeerd en/of
- ( meermalen) (telefonisch) aan/van elkaar of een ander of anderen informatie verstrekt en/of ontvangen over het land van herkomst van de verdovende middelen (Panama) en/of de mogelijke verzend- en/of aankomstdata van de verdovende middelen en/of
- ( meermalen) (telefonisch) aan/van elkaar of een ander of anderen informatie verstrekt en/of ontvangen over de prijs (van) en/of (een) hoeveelheid verdovende middelen en/of
- ( meermalen) (telefonisch) informatie verstrekt en/of instructie(s) gegeven en/of informatie en/of instructie(s) ontvangen ten behoeve van de invoer en/of de bergplaats en/of de overdracht van een of meer hoeveelheden verdovende middelen en/of
- ( meermalen) (telefonisch) dienstroosters en/of werktijden (van luchthavenmedewerkers) gevraagd en/of ontvangen en/of doorgegeven en/of
- een (vlieg)ticket geboekt en/of betaald en/of een (uitdraai van) een (vlieg)ticket voorhanden gehad en/of
- ( meermalen) vlucht- en/of bagage- en/of reizigersgegevens doorgegeven en/of ontvangen en/of
- afspraken gemaakt omtrent het ontvangen en/of het betalen van een of meer geldbedragen.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Algemeen
3.1. Inleiding
Op 2 mei 2011 is het Schipholteam gestart met onderzoek Hazelaar. Vanaf 6 juni 2011 tot
2 april 2012 is het onderzoek projectmatig aangepakt en om die reden onder de naam Vinson overgenomen door de afdeling Zware Criminaliteit van de Koninklijke Marechaussee (hierna ook te noemen: KMar). Het onderzoek richtte zich primair op een organisatie die zich bezig zou houden met de invoer van cocaïne via de luchthaven Schiphol met behulp van aldaar werkzame corrupte bagagemedewerkers. Tijdens onderzoek Vinson kwam onder andere als verdachte naar voren bagagemedewerker [hoofdverdachte] (hierna ook te noemen: [hoofdverdachte]).
Op 2 april 2012 is besloten een afzonderlijk onderzoek met de naam Everest te starten naar [hoofdverdachte] en personen om hem heen die zich bezig zouden houden met de invoer van verdovende middelen via de luchthaven Schiphol.
4. Vrijspraak
4.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
4.2. Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Het zaaksdossier bestaat met name uit pinggesprekken en een drietal OVC- gesprekken in de auto van [hoofdverdachte]. Het zwaartepunt van de verdenking jegens verdachte ligt bij deze drie OVC-gesprekken. Volgens de verdediging kan niet, dan wel met onvoldoende zekerheid, worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die heeft deelgenomen aan de drie belastende OVC-gesprekken in de auto van [hoofdverdachte]. De in de auto van verdachte aangetroffen vluchtgegevens en kopieën van e-tickets zijn volgens de verdediging evenmin voldoende voor een bewezenverklaring.
4.3. Vrijspraak
De rechtbank overweegt dat het bewijs tegen verdachte voornamelijk is gebaseerd op de inhoud van de drie OVC-gesprekken, te weten die van 24 januari 2012, 4 februari 2012 en
9 februari 2012. Verdachte heeft in zijn verhoor bij de KMar ontkend deelnemer aan deze gesprekken te zijn geweest. Allereerst zal derhalve moeten worden vastgesteld of verdachte heeft deelgenomen aan die OVC-gesprekken.
De officier van justitie heeft voor wat betreft het toeschrijven van de OVC-gesprekken aan verdachte gewezen op het proces-verbaal van vaststelling identiteit [verdachte] (proces-verbaal van vaststelling identiteit van [verdachte] d.d. 30 maart 2012, C11, [verdachte], pagina 1-9).
Vaststelling deelname op basis van het proces-verbaal van vaststelling identiteit
De rechtbank overweegt dat het proces-verbaal van vaststelling identiteit onder andere is gebaseerd op het proces-verbaal van observatie op 8 november 2011 (proces-verbaal observeren d.d. dinsdag 8 november 2011 d.d. 10 november 2011, C11, pagina 10-16).
Een persoon (Man 4) met het volgende signalement: negroïde uiterlijk, 40 à 45 jaar, 1.80 à 1.85 meter lang, gezet postuur en kort zwart haar, lichtgrijzend aan de voorzijde, is door het observatieteam gefotografeerd. Deze foto is door verbalisant in het proces-verbaal van vaststelling identiteit vergeleken met een politiefoto van verdachte uit 2008 uit het Herkenningsysteem (HKS) en een pasfoto van verdachte die is opgevraagd bij de gemeente Amsterdam. Geconcludeerd is dat Man 4 qua uiterlijk zeer grote gelijkenis vertoont met verdachte.
Volgens het proces-verbaal van vaststelling identiteit [verdachte] is de vaststelling van de identiteit van de persoon die op 24 januari 2012, 4 februari 2012 en 9 februari 2012 heeft deelgenomen aan de OVC-gesprekken voornamelijk gebaseerd op een stemvergelijking van de drie OVC-gesprekken door verbalisant en de tolk. Ten aanzien van 24 januari 2012 is echter niet alleen een OVC-gesprek geregistreerd, maar heeft ook een observatie plaatsgevonden (proces-verbaal observeren dinsdag 24 januari 2012 d.d. 26 januari 2012, B02, pagina 17-21). Blijkens het proces-verbaal van observatie op 24 januari 2012 heeft op die dag geen herkenning plaatsgevonden van de persoon (Man 2) die met [hoofdverdachte] in de auto van [hoofdverdachte] is gestapt. In dit proces-verbaal is wel een signalement gegeven van Man 2: negroïde uiterlijk, 30 à 35 jaar oud, 1.75 à 1.80 meter lang en een normaal postuur.
Het onderzoeksteam van de KMar heeft ten aanzien van beide mannen, Man 4 en Man 2, geconcludeerd dat dit verdachte is. Gelet echter op het verschil in signalement tussen de op
8 november 2011 waargenomen Man 4 en de op 24 januari 2012 waargenomen Man 2, alsmede het ontbreken van fotografisch materiaal van de laatste ontmoeting kan de rechtbank deze vaststelling niet delen en kan zij evenmin met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid vaststellen dat zowel Man 4 van 8 november 2011 als Man 2 van 24 januari 2012 verdachte is.
Nu naar het oordeel van de rechtbank niet vaststaat dat verdachte bij de ontmoeting van
24 januari 2012 aanwezig is geweest, kan aan de hand van de stemherkenning, die mede op basis van deze ontmoeting heeft plaatsgevonden, evenmin worden vastgesteld dat de stem in de andere twee OVC-gesprekken de stem van verdachte is.
Vervolgens zal de rechtbank bezien of aan de hand van de overige zich in het dossier bevindende stukken de drie hiervoor genoemde OVC-gesprekken aan verdachte kunnen worden gekoppeld.
Identificatie verdachte aan de hand van overige observaties
Tijdens de OVC-gesprekken van 4 en 9 februari 2012 heeft geen observatie plaatsgevonden, zodat er geen observatieverslagen en/of foto’s met betrekking tot de deelnemers beschikbaar zijn.
Op 17 februari 2012 zou het observatieteam, bestaande uit andere observanten dan het observatieteam van 8 november 2011, om 12.56 uur een ontmoeting hebben waargenomen tussen [hoofdverdachte], [medeverdachte] en verdachte in de McDonald’s. In het proces-verbaal van observeren (het proces-verbaal observeren d.d. vrijdag 17 februari 2012 d.d. 23 februari 2012, C11, pagina 17-22) is vermeld dat van de ontmoeting fotografische opnames zijn gemaakt en bijgevoegd, echter deze bevinden zich niet achter het proces-verbaal van observatie of elders in het dossier.
Op 24 februari 2012 zou het observatieteam een ontmoeting hebben waargenomen tussen [hoofdverdachte] en verdachte, waarbij het observatieteam verdachte als bijrijder uit de Skoda Octavia met het kenteken [kenteken] zou hebben zien stappen. Ook van deze ontmoeting heeft het observatieteam fotografische opnames gemaakt welke bij het proces-verbaal (proces-verbaal observeren vrijdag 24 februari 2012 d.d. 27 februari 2012, C11, pagina 23-26) zouden zijn gevoegd. Ook deze bevinden zich niet achter het proces-verbaal van observatie of elders in het dossier.
De rechtbank constateert dat bij de observatie van 24 februari 2012 een drietal observanten van het observatieteam van 8 november 2011 betrokken zijn geweest. Zelfs indien de rechtbank er van zou uitgaan dat dit een positieve identificatie van verdachte heeft opgeleverd bij de observatie van 24 februari 2012, kan hieruit slechts volgen dat Man 4 van de ontmoeting van 8 november 2011 en de NN-man van de ontmoeting van 24 februari 2012 één en dezelfde persoon zijn. De koppeling naar de in het zaaksdossier van belang zijnde drie OVC-gesprekken is daarmee niet gemaakt.
Identificatie verdachte aan de hand van observaties en pingberichten
Uit het proces-verbaal van vaststelling identiteit blijkt dat er voorafgaand aan de ontmoeting van 24 februari 2012 ping-contact is geweest tussen een telefoon die wordt toegeschreven aan [hoofdverdachte] en de gebruiker van een BlackBerry telefoontoestel met de gebruikersnaam [pingnaam]. Uit de inhoud van deze berichten volgt dat er een afspraak wordt gemaakt voor
24 februari 2012. Dit geldt ook voor het OVC-gesprek van 9 februari 2012, nu daaraan voorafgaand eveneens ping-contact tussen de gebruikers van beide telefoons heeft plaatsgevonden.
Vervolgens is het de vraag of buiten redelijke twijfel is vast te stellen dat de gebruiker van de pingnaam [pingnaam] verdachte betreft. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
De BlackBerry telefoon met pincode [pincode] en gebruikersnaam [pingnaam] is niet aangetroffen bij de doorzoeking van de verblijfplaats en de auto van verdachte en is evenmin onder verdachte zelf in beslag genomen. In de auto is slechts een mobiele telefoon aangetroffen waarin pincode [pincode] met gebruikersnaam [pingnaam] als contact is opgeslagen.
Overigens kan uit hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de stemherkenning evenmin de conclusie worden getrokken dat verdachte de gebruiker van pingnaam [pingnaam] is.
De inhoud van de OVC-gesprekken
De rechtbank wijst tot slot nog op het feit dat de inhoud van de OVC-gesprekken niet overeenkomt met de bij de rechtbank omtrent verdachte bekende dan wel in de gesprekken ook genoemde persoonlijke omstandigheden. Zo wordt in het OVC-gesprek van
4 februari 2012 opgemerkt dat Monnikendam vlakbij Purmerend ligt, waarop NN-man antwoordt ‘nee, vlakbij het dorp waar ik woon’. De rechtbank merkt hierbij op dat verdachte woonachtig is in [plaatsnaam]. Verder gaat het gesprek onder meer over [naam] (in de derde persoon) die nu in de beveiliging zit en de zoon van [naam], waarna de NN-man zegt dat hij met hen is opgegroeid in Nickerie. De voornaam van verdachte is [naam]. In het OVC-gesprek van 9 februari 2012 merkt NN-man op ‘ik zei ik handel volgens mij die vlucht niet af, JU’. Verdachte is echter niet werkzaam op Schiphol, maar werkt elders in de beveiliging en handelt in het geheel geen vluchten af.
Ook uit de inhoud van de gevoerde gesprekken kan niet worden opgemaakt dat verdachte de (enige) gebruiker is van de gebruikersnaam [pingnaam], die de ontmoetingen met [hoofdverdachte] heeft afgesproken en dus bij deze ontmoetingen aanwezig is geweest.
Conclusie
Niet kan worden bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan de OVC-gesprekken van
24 januari 2012, 4 februari 2012 en 9 februari 2012 en evenmin kan worden bewezen dat verdachte de enige gebruiker was van het Blackberry telefoontoestel met de pingnaam [pingnaam]. Voor een bewezenverklaring is evenmin voldoende dat bij doorzoeking van de auto van verdachte in oktober 2012 een tweetal e-tickets op naam van [naam] voor vluchten op 20 januari 2012 en twee uitdraaien van vluchten en reisroutes van 1 en 2 mei met daarop een aantal vluchten die op Schiphol aankomen en van Schiphol vertrekken zijn aangetroffen.
Verdachte zal van het hem ten laste gelegde feit worden vrijgesproken.
Nu de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het ten laste gelegde, behoeft het voorwaardelijke verzoek van de verdediging tot bewijsuitsluiting geen bespreking meer.
5. Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet bewezen wat aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Ph. Burgers, voorzitter,
mr. L. Boonstra en mr. S.C.A. van Kuijeren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Valk en mr. S.V. Ramdharie, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van donderdag 14 november 2013.