ECLI:NL:RBNHO:2013:10908

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 september 2013
Publicatiedatum
14 november 2013
Zaaknummer
HAA 11/1066, 11/1067
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en vermogensbelasting opgelegd aan eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 3 september 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr.drs. S. Bharatsingh, en de inspecteur van de Belastingdienst/Utrecht-Gooi. Eiser had beroep ingesteld tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en vermogensbelasting voor de jaren 1997 en 1998, die aan hem waren opgelegd. De aanslagen waren bekendgemaakt aan de buurman van eiser, omdat zijn brievenbus afgesloten was en er niemand thuis was. Eiser betwistte de rechtsgeldigheid van de aanslagen, stellende dat deze niet met voldoende voortvarendheid waren opgelegd en dat hij pas na afloop van het jaar 2009 kennis had genomen van de aanslagen. De rechtbank oordeelde dat de navorderingsaanslagen terecht waren opgelegd, omdat de inspecteur voldoende voortvarend had gehandeld en de bekendmaking aan de buurman niet leidde tot vernietiging of nietigheid van de aanslagen. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummers: AWB 11/1066 en 11/1067
Uitspraakdatum: 3 september 2013
Uitspraak in de gedingen tussen
[X], wonende te[Z], eiser,
gemachtigde: mr.drs. S. Bharatsingh
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Utrecht-Gooi, kantoor Utrecht, verweerder.

1.Ontstaan en loop van de gedingen

1.1.1.
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 1997 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (aanslagnummer 0798.92.553.H78) opgelegd tot een bedrag van fl. 48.505 aan verschuldigde belasting/premie en bij beschikking een bedrag van fl. 22.452 aan heffingsrente in rekening gebracht, alsmede bij beschikking een boete van fl. 48.505 opgelegd.
1.1.2.
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 1998 een navorderingsaanslag vermogensbelasting (aanslagnummer 0798.92.553.K88) opgelegd tot een bedrag van fl. 17.111 aan verschuldigde belasting en bij beschikking een bedrag van fl. 7.364 aan heffingsrente in rekening gebracht, alsmede bij beschikking een boete van fl. 17.111 opgelegd.
1.2.
Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 18 januari 2011 de onder 1.1.1 vermelde navorderingsaanslag verminderd tot een bedrag van fl. 29.160 aan verschuldigde belasting/premie, de heffingsrente dienovereenkomstig verminderd en de boete verminderd tot nihil, en de onder 1.1.2 vermelde navorderingsaanslag verminderd tot een bedrag van fl. 11.427 aan verschuldigde belasting, de heffingsrente dienovereenkomstig verminderd en de boete verminderd tot nihil.
1.3.
Eiser heeft daartegen bij brief van 22 februari 2011, ontvangen bij de rechtbank op diezelfde dag, beroep ingesteld.
1.4.
Verweerder heeft op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 mei 2013.
Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens verweerder is verschenen H.P.E. Bourne.

2.Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.
De echtgenote van eiser heeft eind oktober 2009 een zogenoemde “Verklaring Vrijwillige verbetering Buitenlands vermogen” ingediend bij verweerder, waarin zij heeft verklaard gerechtigd te zijn geweest tot banktegoeden in [LANDEN] waarvan eiser geen of onjuist melding heeft gemaakt in zijn aangiften inkomstenbelasting en vermogensbelasting.
2.2.
Verweerder heeft bij brief van 27 oktober 2009, gericht aan eisers echtgenote, verzocht om nadere informatie over de buitenlandse bankrekeningen. Tevens heeft verweerder bij brief van 27 oktober 2009 aan eisers echtgenote verzocht om in te stemmen met verlenging van de navorderingstermijn met zes maanden tot 1 juli 2010.
2.3.
Bij brief van 8 november 2009 heeft eisers echtgenote aangegeven nog geen informatie te hebben toegezonden en de wens geuit om op korte termijn met verweerder om tafel te gaan zitten om de informatie door te nemen.
2.4.
Bij brief van 19 november 2009 heeft verweerder eisers echtgenote verzocht om een aantal vragen te beantwoorden en aangegeven dat zij telefonisch contact kon opnemen om een afspraak te maken.
2.5.
Bij brief van 26 november 2009 heeft eisers echtgenote laten weten geen behoefte te hebben aan uitstel voor de behandeling van het inkeerverzoek en de afhandeling graag nog in 2009 afgerond te willen zien. In deze brief geeft zij tevens aan alle gevraagde informatie aan verweerder te hebben overhandigd op 25 november 2009.
2.6.
Met dagtekening 31 december 2009 heeft verweerder aan eiser de in geschil zijnde navorderingsaanslagen opgelegd. Verweerder heeft de aanslagen betekend aan het woonadres van eiser. De belastingdeurwaarder heeft de dichte envelop met daarin de navorderingsaanslagen overhandigd aan de buurman van eiser, omdat de brievenbus van eiser was afgesloten en er niemand thuis was. De buurman heeft verklaard dat hij de envelop op 2 januari 2010 aan eiser heeft overhandigd.

3.Geschil

3.1.
In geschil is of de navorderingsaanslagen terecht zijn opgelegd. Meer in het bijzonder is in geschil of verweerder met voldoende voortvarendheid heeft gehandeld bij het opleggen van de navorderingsaanslagen en of hij de navorderingsaanslagen rechtsgeldig heeft opgelegd.
3.2.
Eiser stelt primair dat verweerder de navorderingsaanslagen niet met voldoende voortvarendheid heeft opgelegd en, subsidiair, dat de navorderingsaanslagen niet rechtsgeldig zijn opgelegd nu eiser eerst na afloop van het jaar 2009 kennis heeft genomen van de navorderingsaanslagen. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de navorderingsaanslagen.
3.3.
Verweerder stelt dat de navorderingsaanslagen met voldoende voortvarendheid en rechtsgeldig zijn opgelegd. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat, gelet op het bepaalde in artikel 16, vierde lid, juncto artikel 11, vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de Awr), de navorderingstermijn voor beide navorderingsaanslagen afliep op 31 december 2009.
4.2.
Met betrekking tot de stelling van eiser dat de navorderingsaanslagen niet met voldoende voortvarendheid zijn opgelegd, overweegt de rechtbank als volgt. De echtgenote van eiser heeft eind oktober 2009 een inkeerverzoek gedaan. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat dit inkeerverzoek niet compleet was en heeft gelet daarop aan eiser reeds op 27 oktober 2009 verzocht om nadere informatie. De door verweerder verzochte informatie is vervolgens niet eerder dan 25 november 2009 verstrekt. Nu de navorderingsaanslagen ruim een maand later, immers op 31 december 2009, zijn opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden gezegd dat verweerder niet met voldoende voortvarendheid te werk is gegaan. Dat 31 december 2009 tevens de laatste dag van de navorderingstermijn was, leidt er niet toe dat verweerder om die reden de aanslagen eerder had moeten opleggen.
4.3.
Met betrekking tot de stelling van eiser dat de aanslagen niet tijdig aan eiser zijn bekendgemaakt en om die reden niet rechtsgeldig zijn opgelegd, overweegt de rechtbank als volgt. Ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 29 juni 2012, LJN: BW0194, is de bekendmaking van een besluit geen voorwaarde voor de totstandkoming daarvan, maar slechts een voorwaarde voor de inwerkingtreding van het besluit nadat het tot stand is gekomen. De enkele omstandigheid dat een aanslag niet op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt, is geen grond voor vernietiging van die aanslag en geeft evenmin grond om aan te nemen dat die aanslag van rechtswege nietig is. In het onderhavige geval kan in het midden blijven of de navorderingsaanslagen op de juiste wijze bekend zijn gemaakt door betekening aan de buurman van eiser, nu als vaststaand moet worden aangenomen dat de aanslagen uiterlijk 31 december 2009 zijn vastgesteld en eiser in ieder geval op 2 januari 2010 bekend is geworden met de aanslagen. Dat eiser buiten de navorderingstermijn van artikel 16, vierde lid, van de Awr met de aanslagen bekend is geworden, leidt gelet op het hiervoor vermelde arrest niet tot vernietiging of nietigheid van de navorderingsaanslagen. De navorderingsaanslagen zijn dus rechtsgeldig aan eiser opgelegd.
4.4.
Gelet op het vorenoverwogene dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.

5.Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6.Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, voorzitter, mr. A.A. Fase en mr. M.C.A. Onderwater, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.T. van Arnhem, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 september 2013.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.