Uitspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 4 november 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot brandstichting en het teweegbrengen van een ontploffing in een woning te Zandvoort. De tenlastelegging hield in dat de verdachte de gaskraan in de woning had opengedraaid, terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet was voltooid. De rechtbank heeft eerst vastgesteld dat de dagvaarding geldig was, dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen, en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Er waren geen redenen voor schorsing van de vervolging.
Tijdens de openbare terechtzitting op 21 oktober 2013 heeft de officier van justitie, mr. M. van den Berg, gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen was wat de verdachte ten laste was gelegd. De rechtbank concludeerde dat, hoewel het opendraaien van de gaskraan door de verdachte bewezen kon worden, er geen bewijs was dat dit opzet gericht was op het veroorzaken van brand of een explosie. Er waren geen ontstekingsbronnen aanwezig die een explosie of brand zouden kunnen veroorzaken, en het was niet vastgesteld dat de gaskraan lange tijd open had gestaan om een onmiddellijk gevaar te creëren.
De rechtbank overwoog verder dat de gedragingen van de verdachte, zoals het naar buiten brengen van zijn moeder en het openlaten van de voordeur, juist leidden tot ventilatie van de woning, waardoor het gas kon ontsnappen. Gezien deze omstandigheden kon niet worden vastgesteld dat de verdachte opzet had om brand te stichten of een ontploffing teweeg te brengen. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit mr. E.C. Smits als voorzitter, mr. M.P.J. Ruijpers en mr. E.A. Minderhoud, in aanwezigheid van griffier mr. C.W. van der Hoek.